Kantonrechter velt (weer) vernietigend oordeel over vordering gijzeling in CJIB-zaken
/Rechtbank Breda Sector kanton 18 april 2013, LJN BZ7874
De officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden verzoekt de kantonrechter te Bergen op Zoom ex artikel 28, eerste lid Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften om hem te machtigen het dwangmiddel gijzeling toe te passen voor de duur van zeven dagen. Het gaat hier om een administratieve sanctie, vanwege “niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden” van een motorrijtuig waarvoor op 7 juni 2012 een beschikking aan betrokkene is opgelegd. Tegen deze beschikking is kennelijk door betrokkene geen beroep ingesteld. Het sanctiebedrag (ad € 390) werd niet betaald en is vanwege het uitblijven van betaling van rechtswege tweemaal verhoogd bij het versturen van een eerste en een tweede aanmaning. Betrokkene is nu € 1176,00 verschuldigd.
In zijn/haar motivering van de onderhavige vordering gijzeling geeft de officier van justitie - afgezien van de toepassing van twee verhogingen - slechts aan dat geen dwangbevel is geïnitieerd omdat de deurwaarder in een andere zaak is gebleken dat hij geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. Voorts is de toepassing van het dwangmiddel ex art. 28a WAHV (inneming rijbewijs) niet mogelijk omdat betrokkene niet in bezit is van een rijbewijs en de toepassing van het dwangmiddel ex art. 28b WAHV (buitengebruikstelling voertuig) niet mogelijk omdat betrokkene niet in bezit is van een voertuig.
Rb: Wat door/namens de officier van justitie wordt aangevoerd rechtvaardigt op geen enkele wijze om nu over te gaan tot toepassing van het zwaarste dwangmiddel gijzeling.
Het verbaast de kantonrechter met welk gemak deze vorderingen landelijk door de officier van justitie te Leeuwarden worden ingesteld en voorts verbaast het de kantonrechter met welk gemak deze vordering vervolgens landelijk - zonder noemenswaardige motivering - via een standaardformulier worden toegewezen.
In deze zaak moet bijvoorbeeld van alles aan de hand zijn. Betrokkene heeft kennelijk wel een kenteken op naam gehad zonder in bezit te zijn van een rijbewijs en zonder in bezit te zijn van een voertuig. Hoogst merkwaardig is dat de officier van justitie hier kennelijk geen vraagtekens bij plaats.
Ook doet de officier van justitie niets met de bij hem/haar bekende omstandigheid dat er nog een cluster CJIB zaken (referentienr. 0102 5425 0638 5213) ad in totaal € 4.853,88 bestaat. De kantonrechter acht dit volstrekt onzorgvuldig. Zeker in een procedure waarin geen rechtsmiddelen openstaan, dient de nodige zorgvuldigheid te worden betracht.
De kantonrechter beschikt over deze informatie omdat de gemachtigde van betrokkene hem deze heeft aangereikt!
De kantonrechter heeft in eerdere uitspraken (zie o.m. LJN BX3146) al overwogen dat het systeem van incasso bij het CJIB kennelijk niet toestaat om verder te kijken dan de betrokken individuele zaak. Een deugdelijke documentatie met betrekking tot betrokkene ontbreekt in het dossier. Op deze wijze weet de kantonrechter ook volstrekt niet hoeveel zaken er bij het CJIB met betrekking tot betrokkene openstaan. Dit betreft relevante informatie in het kader van de door de kantonrechter te nemen beslissing betreffende de toepassing van het dwangmiddel gijzeling.
Gelet op bovenstaande zal de kantonrechter de onderhavige vordering toepassing dwangmiddel gijzeling afwijzen.
In dit geval bestaat er zelfs een dubbele grond tot afwijzing. De gemachtigde van betrokkene heeft gemotiveerd aangetoond dat er geen sprake is van betalingsonwil maar betalingsonmacht. Hier had de officier van justitie waarschijnlijk ook achter kunnen komen indien hij/zij had nagevraagd bij de door hem/haar ingeschakelde deurwaarder waarom deze geen verhaalsmogelijkheden aanwezig achtte. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit wellicht te maken heeft met het genoemde cluster. Ook hieruit blijkt de onzorgvuldigheid aan de zijde van de officier van justitie bij de totstandkoming van zijn/haar vordering.
Lees hier de volledige uitspraak.