LOVS-oriëntatiepunt Fraude van toepassing op witwassen, indien dit in een frauduleuze context heeft plaatsgevonden

Gerechtshof Amsterdam 19 juni 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1970

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van en medeplichtigheid aan gewoontewitwassen en aan witwassen. Gedurende een periode van ruim een half jaar heeft hij zijn bedrijf(srekeningen) ter beschikking gesteld aan medeverdachte en bijgedragen aan een witwasconstructie waarmee ruim negen ton euro is witgewassen.

Feiten en omstandigheden

In de periode van 27 juni 2014 tot en met 5 december 2014 is door middel van verschillende overboekingen een totaalbedrag van ruim negen ton euro overgemaakt van bankrekeningen op naam van bedrijf 1 en bedrijf 3, inactieve vennootschappen waar verdachte (indirect) bestuurder en enig aandeelhouder van was (p.3862-3863), naar een bankrekening ten name van bedrijf 2 (hierna bedrijf 2), een lege vennootschap die door medeverdachte werd gebruikt voor het op grote schaal witwassen van misdaadgeld. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat bedrijf 1 in zwaar weer terecht was gekomen door het wegvallen van een belangrijke klant (p. 3862). Via iemand anders kwam verdachte in contact met medeverdachte. Hij zou de bankrekeningen gaan gebruiken (p. 3863). Een van de oplossingen die medeverdachte voorstelde was belastingfraude (p. 3864). Bedrijf 1 werd op naam van naam gezet (p. 3650).

Later vroeg medeverdachte of de verdachte nog een bedrijf had. Aangezien er in bedrijf 3 geen activiteiten meer zaten heeft hij dat bedrijf overgedragen aan medeverdachte. Medeverdachte vroeg specifiek naar bedrijven waar bankpassen/bankrekeningen aan gekoppeld waren. De rest interesseerde medeverdachte eigenlijk niet (p.3863). Medeverdachte was degene die aan verdachte vroeg of er een bankrekening aan het bedrijf was gekoppeld.

Medeverdachte gaf verdachte contant geld waarmee verdachte zijn werknemers zwart kon uitbetalen (p. 3864). Als tegenprestatie maakte verdachte via zijn vennootschappen bedrijf 3 en bedrijf 1 geld over naar de bedrijfsrekening van Marokimpex. Het vanuit bedrijf 3 en bedrijf 1 door verdachte overgemaakte geld was afkomstig uit twee andere vennootschappen van verdachte bedrijf 4 (verder bedrijf 4) en bedrijf 5 (verder bedrijf 5) (p. 3864 en 3865 en overzicht overboekingen overgelegd door verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg). Er werden fictieve factuurnummers vermeld bij deze overboekingen om de betalingen een legitieme schijn te geven (p. 3865). Verdachte heeft medeverdachte gevraagd om een factuur, maar medeverdachte zei dat er geen factuur was, maar verdachte kreeg van hem wel een factuurnummer wat hij kon gebruiken bij de overboekingen. Naast de van bedrijf 4 en bedrijf 5 afkomstige gelden werden op de rekeningen van bedrijf 1 en bedrijf 3 ook door anderen dan verdachte geld gestort dat eveneens werd doorgeboekt naar bedrijf 2 (p. 3864).

Bewijsoverwegingen

Opzet op criminele herkomst

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad dat het tenlastegelegde bedrag van enig misdrijf afkomstig was. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat, omdat verdachte er vanuit ging dat het geld dat hij van medeverdachte ontving afkomstig was van belastingfraude, slechts het belastingnadeel, door de raadsvrouw geschat op 50%, in aanmerking genomen kan worden als zijnde van misdrijf afkomstig, omdat – zo begrijpt het hof het verweer van de raadsvrouw – verdachte slechts voor dat gedeelte opzet op het van misdrijf afkomstig zijn heeft gehad. Voor het overige deel dient verdachte te worden vrijgesproken.

Het hof overweegt als volgt.

Medeverdachte ontving in 2009 tot en met 2013 een UWV uitkering van jaarlijks circa €18.000 bruto. In 2014 ontving hij tot 28 mei 2014 een bedrag van circa €4.000 (p.235-236).

De door medeverdachte aan verdachte overgedragen contante gelden en de overige stortingen op de rekening van bedrijf 1, die op zich een vermoeden van witwassen opleveren en die blijkens het dossier deel uitmaken van een stroom stortingen en overboekingen ruim 12 miljoen euro, kunnen niet verklaard worden uit medeverdachte ’s inkomsten uit zijn UWV-uitkering. Medeverdachte heeft geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor de herkomst van deze geldbedragen. Het vermoeden van witwassen is hierdoor niet weerlegd.

De vraag is of verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld dat medeverdachte contant aan verdachte gaf en het geld dat medeverdachte zelf via bedrijf 1 op de rekening van bedrijf 2 overmaakte van misdrijf afkomstig was.

Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat medeverdachte zou sjoemelen met de boeken en belastingen. De bedoeling was, dat is verdachte ook verteld, dat de financiële problemen van verdachte konden worden opgelost. Dat was niet de nette oplossing (verklaring verdachte in eerste aanleg). Ten aanzien van het contante geld dat hij ontving heeft verdachte aan medeverdachte gevraagd waar het geld vandaan kwam, waarop medeverdachte heeft gezegd dat het geld van de markt kwam (p. 3865) en hij heeft het ook gehad over de im- en export van spullen (p. 3870).

Medeverdachte heeft samen met verdachte een belastingfraudeconstructie opgezet (p. 3864) waarbij verdachte van medeverdachte contanten ontving om deze vervolgens als zwart loon uit te betalen aan zijn werknemers en verdachte als tegenprestatie daarvoor met zijn vennootschappen fictieve facturen (inclusief omzetbelasting) zou betalen. Verdachte kende medeverdachte maar kort en heeft geen onderzoek gedaan naar medeverdachte of bedrijf 2. Zo’n onderzoek zou meer vragen hebben opgeroepen dan beantwoorden; het ging immers om een vennootschap waarin geen onderneming werd gedreven, die op naam stond van een katvanger, die was gevestigd op het adres van een garagebox in Badhoevedorp en die uitsluitend is gebruikt om geld wit te wassen. Verdachte spreekt telefonisch in versluierd taalgebruik met medeverdachte over de bankbiljetten die hij wilde ontvangen. Hij wilde ‘grote jongens’ en doelde daarmee op biljetten van 50 en 100 euro. Via zijn privérekening heeft verdachte inzage gehad in de rekening van bedrijf 1 en heeft hij gezien dat medeverdachte druk bezig was met het via bedrijf 1 verrichten van overboekingen naar bedrijf 2 (p. 3864 en proces-verbaal rechtbank Amsterdam 17 en 20 februari 2017, pagina 6). Verdachte moet op dat moment ook geweten en gezien hebben dat er ook stortingen vanuit andere bedrijven binnenkwamen die de betalingen door medeverdachte aan bedrijf 2 mogelijk maakten, terwijl verdachte wist dat er binnen bedrijf 1 geen sprake (meer) was van reguliere bedrijfsactiviteiten die ontvangsten of het betalen van facturen zouden kunnen rechtvaardigen.

Bovenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband beschouwd brengen het hof tot het oordeel dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de contante gelden en de door medeverdachte overgeboekte gelden geheel uit enig misdrijf afkomstig waren. Het hof verwerpt daarmee ook het meer subsidiaire verweer van de raadsvrouw.

Verdachte ontving contant geld van medeverdachte en betaalde hem terug door het overmaken van geld uit de omzet van bedrijf 4 en bedrijf 5 op de rekeningen van bedrijf 1 en bedrijf 3. Dat dat geld kennelijk afkomstig is uit omzet van bedrijf 4 en bedrijf 5 maakt de conclusie dat het geld van misdrijf afkomstig is niet anders. Het overboeken van de girale bedragen was immers de tegenprestatie voor de ontvangst van uit misdrijf verkregen contanten. Crimineel contant geld werd omgezet in giraal geld.

Bewezenverklaring

  • medeplegen van gewoontewitwassen

  • medeplegen van witwassen

  • medeplichtigheid aan gewoontewitwassen

Strafoplegging

  • een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren

Er is geen specifiek LOVS-oriëntatiepunt met betrekking tot witwassen. Het oriëntatiepunt Fraude is van toepassing verklaard op witwassen, indien dit in een frauduleuze context heeft plaatsgevonden. Deze frauduleuze context is naar het oordeel van het hof aanwezig nu het witwassen voor een belangrijk deel gepaard ging met valse facturen en belastingfraude. In het geval van verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het gewoontewitwassen van bijna 500.000 euro en medeplichtigheid aan het gewoontewitwassen van ruim 400.000 euro is op basis van het LOVS-oriëntatiepunt Fraude als uitgangspunt voor alleen het medeplegen van gewoontewitwassen een straf in de orde van grootte van 16 maanden geïndiceerd.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^