Lozingenbesluit open teelt en veehouderij
/Rechtbank Limburg 23 januari 2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:719
Vast staat dat verdachte bladrammenas heeft geteeld binnen de teeltvrije zone van 5 meter. Verdachte stelt dat zij de bladrammenas als tussenteelt doet ten behoeve van de bodemverbetering. Haar hoofdteelt is prei. Verdachte stelt dat de bladrammenas een vanggewas is waarvan het is toegestaan dit -mits onbespoten en bemest- te telen binnen de teeltvrije zone. Dat een vanggewas een gunstige invloed kan hebben op de waterkwaliteit (in ruime zin) blijkt reeds uit de Keuzelijst met DAW-maatregelen (die agrariërs in de open teelten en de veehouderijsector kunnen nemen die bijdragen aan verkleinen wateropgave waterkwaliteit en waterkwantiteit inclusief maatregelen die in aanmerking komen om vanuit het Gemeenschappelijk landbouw beleid (GLB) te worden ondersteund; bijlage Boot 13-12b). Verdachte stelt bovendien dat zij nooit binnen de teeltvrije zone spuit of bemest. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting een mailwisseling overgelegd afkomstig van de Inspecteur/BOA buitengebied van het waterschap waaruit blijkt dat mits er niet gespoten of bemest wordt het volgens de inspecteur binnen de teeltvrije zone wel is toegestaan een ander gewas dan op de rest van het perceel te telen.
De economische politierechter overweegt dienaangaande als volgt:
Een vanggewas kan een positieve bijdrage leveren aan de waterkwaliteit van de naastgelegen beek, omdat een dergelijk gewas erosie beperkt en uitstroom van bemestings- en bestrijdingsmiddelen tegengaat.
Het telen van een dergelijk vanggewas is volgens het waterschap in verband met de hiervoor genoemde voordelen kennelijk toegestaan. Het is voorts aannemelijk dat er in casu binnen de teeltvrije zone niet bemest of gespoten is (onder andere door kleurverschil gewas). Gelet op deze omstandigheden vermag de economische politierechter niet in te zien, waarom het telen van een vanggewas binnen de teeltvrije zone enkel is toegestaan indien er op de rest van het perceel een ander (vang)gewas wordt geteeld. Nu uit voorstaande volgt dat verdachte weliswaar in strijd met de letter van de wet heeft gehandeld (door te telen binnen de teeltvrij zone) maar geheel in lijn met de geest van de wet door een vanggewas te telen waardoor een positieve bijdrage wordt geleverd aan de waterkwaliteit (in ruime zin) is de economische politierechter van oordeel dat de materiële wederrechtelijkheid aan het handelen van verdachte ontbreekt. Verdachte wordt dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging.
Lees hier de volledige uitspraak.