Medeplegen valsheid in geschrift & ambtelijke omkoping door werkmeester van de reclassering: Uos dat verdachte zich t.a.v. de taakgestrafte A niet schuldig kan hebben gemaakt aan tlgd. feiten
/Hoge Raad 2 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1815
Deze zaak gaat over de ambtelijke omkoping van twee werkmeesters van de reclassering, die volgens de bewezenverklaring tegen betaling bereid bleken om urenlijsten af te tekenen ondanks dat taakgestraften hun werkstraf niet hadden uitgevoerd c.q. voltooid. Uit de inleidende bewijsoverwegingen in het door het hof bevestigde vonnis1 en de bekentenis van de medeverdachte 2 volgt dat de handelwijze van de verdachte en de medeverdachte een reeks van gevallen betreft. Twee gevallen zijn mede met behulp van een observatieteam nader onderzocht, te weten de gevallen van de taakgestraften betrokkene 1 en betrokkene 2. De bewezenverklaringen van (1) valsheid in geschrift en (2) passieve ambtelijke omkoping specificeren die twee gevallen, doch de redactie van de bewezenverklaring maakt tegelijkertijd duidelijk dat de gevallen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] exemplarisch zijn voor een langere reeks van gelijkende gevallen.
Anders dan medeverdachte, ontkent de verdachte zijn aandeel. Beide middelen betreffen motiveringsklachten over de bewezenverklaring. Het eerste middel heeft betrekking op betrokkene 1, het tweede op betrokkene 2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"1. op een of meer tijdstippen in de periode van 20 september 2013 tot en met 8 november 2013 te Maarssen en/of te Utrecht, althans in de provincie Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens urenlijsten Taakstraf van Reclassering Nederland, betrekking hebbend op taakstrafproject Groepsproject VV Maarssen , te weten onder meer:
- een urenlijst taakstraf ten name van taakgestrafte [betrokkene 1] en
- een urenlijst taakstraf ten name van taakgestrafte [betrokkene 2] zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen (voor Reclassering Nederland dat de op het formulier vermelde taakgestrafte het aantal taakstrafuren had gewerkt dat op het formulier stond vermeld aan aantal uren dat die taakgestrafte diende te werken in een bepaalde periode en wanneer die taakstrafuren door die taakgestrafte waren gewerkt en dat het voormelde door verdachte die als werkmeester werkzaam was op het taakstrafproject Groepsproject VV Maarssen was geconstateerd en gecontroleerd) valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op voormelde formulieren ten name van de op dat formulier genoemde taakgestrafte telkens schriftelijk te verklaren
- dat de op de urenlijst vermelde taakgestrafte meer taakstrafuren had gewerkt op het Groepsproject VV Maarssen dan de taakgestrafte in werkelijkheid had gewerkt en
- dat de op de urenlijst vermelde taakgestrafte op (een) bepaalde dag(en) had gewerkt, terwijl dit niet het geval was en
- verdachte en/of zijn mededader telkens die urenlijsten taakstraf ten name van voormelde taakgestraften had(den) ondertekend als ware zij overeenkomstig de waarheid ingevuld;
2. op een of meer tijdstippen in de periode van 8 mei 2013 tot en met 8 november 2013 te Maarssen en/of Utrecht, althans in de provincie Utrecht, als ambtenaar, te weten als werkmeester op het taakstrafproject voor taakgestraften Groepsproject VV Maarssen , van de Reclassering Nederland, tezamen en in vereniging met een ander (ambtenaar [verdachte] ) (telkens) een gift, te weten geldbedragen van een aantal taakgestraften, te weten onder meer [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , die onder zijn en zijn mededaders begeleiding een aan hen opgelegde taakstraf op het taakstrafproject Groepsproject VV Maarssen dienden uit te voeren heeft aangenomen, wetende dat deze hem en zijn mededader (telkens) gedaan werden teneinde hen te bewegen om, in strijd met zijn, verdachtes, plicht en verdachtes mededaders plicht en in hun bediening iets te doen en/of na te laten
en/of tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn, verdachtes, plicht en verdachtes mededaders plicht, in zijn huidige bediening gedaan en/of nagelaten, bestaande het doen of nalaten in strijd met zijn verdachtes plicht en verdachtes mededaders plicht (telkens) hierin dat hij en zijn mededader meermalen althans eenmaal:
- aan de afdeling planning van de reclassering telefonisch door te geven dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] aanwezig waren op het Groepsproject VV Maarssen terwijl dit in werkelijkheid niet zo was en
- op urenlijsten taakstraf (ten name van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ) invullen, dat de taakgestrafte meer taakstrafuren had gewerkt (op het Groepsproject VV Maarssen ) dan de taakgestrafte in werkelijkheid had gewerkt en
- op urenlijsten taakstraf (ten name van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] ) invullen, dat de taakgestrafte op bepaalde dagen had gewerkt (op Groepsproject VV Maarssen ), terwijl dit niet het geval was en
- (telkens) die urenlijsten taakstraf ten name van voormelde taakgestraften ondertekenen."
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende door het Hof van de Rechtbank overgenomen bewijsmiddelen:
"Op 29 juli 2013 verklaarde getuige [getuige 1] dat hem bekend was geworden dat een taakgestrafte door [medeverdachte] benaderd zou zijn met de vraag of hij zijn werkstraf wilde afkopen. Getuige [getuige 1] verklaarde voorts dat hij op 24 juli 2013 informatie had ontvangen dat in een schaftkeet was gesproken over een taakgestrafte, die binnenkort zijn taakstraf moest uitvoeren, waarschijnlijk wel in Maarssen geplaatst zou worden en dat hij daar wel zijn taakstraf kon afkopen.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij vóór 22 juli 2013 van [betrokkene 1] had gehoord dat hij was veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, dat hij, getuige, op 22 juli 2013 in een werkkeet in Culemborg van [betrokkene 3] , die samen met [betrokkene 1] een sportschool heeft, had gehoord dat [betrokkene 1] die taakstraf wel zou afkopen. Getuige [getuige 2] heeft tevens verklaard dat hij 3 weken voor 22 juli 2013 op een vrijdag werkzaam was in Maarssen, dat een taakgestrafte [betrokkene 4] naar hem toekwam, dat [betrokkene 4] hem vertelde dat [medeverdachte] hem had aangesproken en hem had gevraagd of hij, [betrokkene 4] , zijn taakstraf niet wilde afkopen.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 22 juli 2013 samen met [getuige 2] in een werkkeet te Culemborg zat, dat er twee mannen langs kwamen, dat hij één van de mannen hoorde praten over een man genaamd [betrokkene 1] , dat die [betrokkene 1] een sportschool had, dat die [betrokkene 1] zijn taakstraf weer in Maarssen zou gaan doen en dat die [betrokkene 1] de taakstraf wel weer af zou kopen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat taakgestrafte [betrokkene 2] tijdens een intakegesprek opvallend zijn voorkeur voor het project in Maarssen had uitgesproken, en dat deze taakgestrafte van 28 oktober 2013 tot en met 5 november 2013 een taakstraf van 50 uren moest uitvoeren.
De getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] zijn werkzaam bij Reclassering Nederland, regio Utrecht-Arnhem, als respectievelijk hoofd bedrijfsbureau, werkmeester en projectbeheerder.
Daarnaast werd tevens meerdere TCI informatie ontvangen inhoudende dat bij verdachte taakstraffen konden worden afgekocht.
Besloten werd een nader onderzoek in te stellen met dossiernaam 096TAAK.
(...) Urenlijst taakstraf van taakgestrafte
[betrokkene 1]
Aan [betrokkene 1] is bij vonnis van 23 oktober 2012 een taakstraf van 30 uren opgelegd, waarvan na aftrek 22 uren resteerden. Volgens de Overeenkomst werkstraf diende de taakgestrafte deze werkstraf op 20 september 2013, 27 september 2013 en 4 oktober 2013 te vervullen op het groepsproject VV Maarssen , waarbij [medeverdachte] de contactpersoon was (Rechtbank: waar hier en hierna van [medeverdachte] wordt gesproken is dit dezelfde persoon als medeverdachte [medeverdachte] ).
Op vrijdag 20 september 2013 werd door de contactpersoon op het reclasseringsproject te Maarssen aanvankelijk gemeld dat de taakgestrafte [betrokkene 1] zich niet had gemeld om 08:00 uur. Omstreeks 10:03 uur werd [betrokkene 1] gezien bij zijn auto op de [b-straat] te Utrecht ter hoogte van zijn sportschool.
Omstreeks 12:40 uur werd gemeld dat werkmeester
[medeverdachte] telefonisch aan de afdeling planning van de reclassering had doorgegeven dat [betrokkene 1] aanwezig was op het reclasseringsproject. Om 14:46 uur stond de auto van [betrokkene 1] geparkeerd ter hoogte van de [a-straat 1] te Utrecht.
Op vrijdag 27 september 2013 omstreeks 08:25 uur stond de auto van [betrokkene 1] geparkeerd op de Maasstraat te Utrecht. Om 09:00 uur werd door het observatieteam gemeld dat [betrokkene 1] naar de locatie [b-straat] was gegaan en de sportschool had geopend. [betrokkene 1] was die dag aanvankelijk als ongeoorloofd afwezig gemeld op het project te Maarssen. Later werd gemeld dat [betrokkene 1] zich op het project had gemeld. Omstreeks 13:30 uur werd [betrokkene 1] door het observatieteam gezien achter de bar van zijn sportschool aan de [b-straat] te Utrecht.
Op vrijdag 4 oktober 2013 omstreeks 09:00 werd doorgegeven dat het observatieteam had gezien dat [betrokkene 1] die dag zijn woning had verlaten, naar zijn sportschool was gereden en daar op dat moment aan het werk was. Door de contactpersoon op het reclasseringsproject te Maarssen, [getuige 3] , werd aangegeven dat [betrokkene 1] zich niet had gemeld om 08:00 uur, maar dat de dienstdoende werkmeester hem wel als aanwezig had doorgegeven. Om 10:30 uur bevond [betrokkene 1] zich achter de balie van zijn sportschool.
Volgens de urenlijst werkstraf van [betrokkene 1] heeft deze taakgestrafte op 20 september 2013, 27 september 2013 en 4 oktober 2013, respectievelijk 8, 6 en 8 uur gewerkt. Achter de data staan parafen van de taakgestrafte [betrokkene 1] en van de contactpersoon [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verklaard dat de betreffende urenlijst door hem en door [verdachte] , beiden werkmeester, is ondertekend. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de urenlijst is ondertekend door de werkmeesters [medeverdachte] en [verdachte] en dat hij, getuige, deze handtekening van beiden herkent.
Taakgestrafte [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op 20 september 2013, 27 september 2013 en 4 oktober 2013 niet heeft gewerkt op het project en dat hij ook niet op een andere dag heeft gewerkt.
(...) Afkopen taakstraffen
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het afkopen van taakstraffen, dat hij daarvoor geld ontving, misschien € 200,00 of € 300,00 of € 500,00, dat hij dit samen met [verdachte] heeft gedaan, en dat zij de bedragen zijn gaan delen. [medeverdachte] heeft tevens verklaard dat een Turk hen had benaderd en zijn taakstraf voor € 700,00 of € 800,00 had afgekocht, en dat [betrokkene 5] zijn taakstraf had afgekocht voor € 400,00 en dat hij dit bedrag had gedeeld met [verdachte] . Op de vraag wanneer taakgestraften wat konden regelen met zijn collega [verdachte] en hem, verklaarde [medeverdachte] dat hij dan keek naar de betrouwbaarheid van de taakgestrafte, dat de taakgestrafte niet zijn mond voorbij moest praten en naar de inlichtingendienst moest lopen om hem en [verdachte] te verraden.
Op de vraag hoe vaak hij zich heeft laten omkopen, heeft [medeverdachte] verklaard dat hij dat niet meer weet, dat het tien keer zou kunnen zijn, en dat het op een gegeven moment automatisch ging en dat het gewoon werd. De taakgestrafte [betrokkene 1] heeft volgens [medeverdachte] € 150,00 of € 200,00 betaald voor het afkopen van zijn taakstraf."
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
" [verdachte] wenst graag vrijspraak ten aanzien van beide tenlastegelegde feiten. Het dossier biedt onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
(...)
1) [betrokkene 1]
a. [betrokkene 1] heeft verklaard dat alleen [medeverdachte] zijn werkmeester was.
b. [betrokkene 1] is aanwezig gemeld op 20 september, 27 september en 4 oktober 2013, terwijl hij volgens justitie (observatie en verklaring [betrokkene 1] ) niet aanwezig was. [betrokkene 1] is aanwezig gemeld door [medeverdachte] .
c. Dit zijn allemaal vrijdagen: dagen waarop [verdachte] vrij is (dat [verdachte] op vrijdagen altijd vrij was is geen punt van geschil en wordt bevestigd door onder meer de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ).
d. De urenlijst zou door [medeverdachte] en [verdachte] zijn ondertekend. [verdachte] heeft echter van meet af aan ontkend dat dit zijn handtekening is.
i. Alle overige handtekeningen op de andere lijsten zijn door hem overigens wel erkend als zijnde van hem.
ii. [verdachte] was niet aanwezig op de vrijdagen en kon dus ook niet hebben getekend.
iii. Deze handtekening komt, indien goed wordt gekeken, niet overeen met de overige handtekeningen in het dossier van [verdachte] .
iv. De Reclassering heeft erkend in een gesprek bij de Abvakabo dat de handtekening naar alle waarschijnlijkheid niet van [verdachte] is (zie de bijlage behorend bij de pleitnota in eerste aanleg)
e. [verdachte] geeft aan dat zijn handtekening vermoedelijk door [medeverdachte] is vervalst zonder dat hij daar enige weet van had.
Gelet op het vorenstaande is het vreemd dat [verdachte] wel op dit punt is veroordeeld. De bewijzen zijn te mager, en een afweging qua overtuiging zou in het voordeel van [verdachte] moeten uitvallen. De rechtbank heeft dit in mijn ogen onvoldoende onderkend."
Middel
Het eerste middel klaagt dat het hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt inhoudende dat op drie bepaalde dagen de verdachte zich niet schuldig heeft kunnen maken aan (medeplegen van) valsheid in geschrift en het (medeplegen van) passieve omkoping omdat de verdachte op die dagen niet aanwezig was op de plek waar de taakgestrafte betrokkene 1 zijn taakstraf zou moeten voldoen.
Beoordeling Hoge Raad
Hetgeen door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, inhoudende - kort gezegd - dat de verdachte zich niet aan de tenlastegelegde feiten heeft schuldig gemaakt omdat hij op 20 september, 27 september en 4 oktober 2013 vrij was, dat hij zijn handtekening niet op de desbetreffende urenlijst heeft geplaatst en dat de handtekening van de verdachte zonder diens medeweten door de medeverdachte is vervalst, kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het Hof naar voren is gebracht. Het Hof is in zijn arrest van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt afgeweken door het tenlastegelegde bewezen te verklaren, maar heeft, in strijd met art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Dit verzuim heeft ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid tot gevolg.
Het middel slaagt in zoverre.
Conclusie AG
9. Het in hoger beroep overeenkomstig toepasselijke art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv stipuleert dat indien de verdediging ter terechtzitting een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft ingenomen en de rechter daarvan afwijkt, hij gehouden is om in het bijzonder de redenen op te geven die hem daartoe hebben gebracht. Een ter terechtzitting ingenomen standpunt heeft slechts dan als uitdrukkelijk en onderbouwd te gelden, indien het duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie naar voren is gebracht. Bij de niet-aanvaarding van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt gaat de plicht tot motivering echter niet zo ver dat op ieder detail van de argumentatie moet worden ingegaan. Omtrent de aan de motivering te stellen eisen komt onder meer betekenis toe aan de inhoud en indringendheid van de aangevoerde argumenten.
10. Indien de rechter in strijd met art. 359, tweede lid, tweede volzin, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot afwijking van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt, heeft dat verzuim ingevolge art. 359, achtste lid, Sv nietigheid van de bestreden uitspraak tot gevolg. Dat is alleen anders indien een gemotiveerde weerlegging van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt reeds in de uitspraak besloten ligt, dan wel indien het verzuim om te responderen – in het licht van het verhandelde ter terechtzitting – geen afbreuk doet aan de toereikendheid en begrijpelijkheid van de motivering van de uitspraak c.q. dat verzuim van ondergeschikte betekenis is.
11. Het door de verdediging ter terechtzitting ingenomen standpunt waarvan de pleitnotities hierboven onder 8 zijn weergegeven houdt in essentie in dat de verdachte geen bemoeienis had met het frauderen van de urenlijsten van [betrokkene 1] en dat hij, verdachte, dat ook niet konhebben omdat hij op de genoemde drie vrijdagen (onbetwist) niet heeft gewerkt. De handtekeningen van de verdachte (moeten) zijn vervalst, aldus de verdediging, en dat is zichtbaar doordat de betwiste handtekeningen niet overeenkomen met de handtekeningen die door de verdachte als de zijne zijn geïdentificeerd. Het hof is van dit standpunt afgeweken door de verdachte ter zake te veroordelen, doch men zoekt in het bestreden arrest, alsook in het door het hof bevestigde vonnis tevergeefs naar enige verwijzing naar dit door de verdediging ingenomen standpunt. Mocht hieruit kunnen worden afgeleid dat het hof dit standpunt niet heeft aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, dan acht ik dit oordeel niet begrijpelijk. Dit standpunt kan m.i. bezwaarlijk anders worden gezien dan als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat van de zijde van het hof tot een respons noopte. Het standpunt wordt immers gedragen door verscheidene argumenten en behelst een ondubbelzinnige conclusie tot vrijspraak.
12. De vraag rijst of dit gebrek in de bestreden uitspraak als een verzuim moet worden aangemerkt hetwelk de nietigheid daarvan tot gevolg heeft.
13. Met enige aarzelingen meen ik dat de bewijsmotivering voldoende informatie bevat om aan te nemen dat een gemotiveerde verwerping van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt reeds in de bestreden uitspraak besloten ligt.
Of de verdachte op de drie genoemde vrijdagen aanwezig was op de werkplek van de taakgestrafte [betrokkene 1] heeft het hof kennelijk niet doorslaggevend geacht, – naar ik begrijp – op de grond dat de verdachte ook op een andere dag dan 20 september 2013, 27 september 2013 en 4 oktober 2013 op een urenlijst zijn handtekening kan hebben geplaatst. Het hof heeft met die mogelijkheid kennelijk ook rekening gehouden ten aanzien van [betrokkene 1] zelf, wiens paraaf volgens de bewijsvoering prijkt op de urenlijsten, ofschoon niet blijkt dat hij de desbetreffende dagen op het werkproject aanwezig was. Bovendien behelst de bewezenverklaring niet het verwijt dat de verdachte zijn handtekeningen heeft geplaatst, doch dat de verdachte “en/of” zijn mededader zulks heeft gedaan. Dat de verdachte als mededader opgaat kan dan weer worden afgeleid uit andere onderdelen van de bewijsvoering.
14. Kortom, de bewijsmotivering geeft m.i. voldoende onderbouwing van ’s hofs oordeel dat – ook indien de verdachte de urenlijsten niet zou hebben getekend en/of op de desbetreffende drie vrijdagen niet op het werkproject aanwezig was – kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift aangaande de urenlijsten van betrokkene 1. Als gevolg daarvan kan de nietigheid van het bestreden arrest m.i. achterwege blijven.
15. Voor zover in het middel wordt geklaagd dat ook het tweede feit (de omkoping) niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid, faalt het eveneens omdat uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van medeverdachte [medeverdachte] volgt dat hij samen met de verdachte taakgestraften hun taakstraf heeft laten afkopen, terwijl de medeverdachte [medeverdachte] in dit verband tevens meldt dat [betrokkene 1] € 150,- of € 200,- heeft betaald, waarbij mag worden aangenomen dat dit bedrag is gedeeld door de twee omkoopbaar gebleken werkmeesters.
16. Het eerste middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.