Medewerker afdeling Beslag van het OM Rotterdam krijgt 24 maanden cel na achterover drukken van bijna 5 miljoen
/Rechtbank Den Haag 30 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:3369
Verdachte wordt verweten, dat hij als senior administratief medewerker bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, op de afdeling Beslag van het Arrondissementsparket Rotterdam, valse opdrachten heeft gegeven om geldbedragen - onder het beheer van justitie - over te maken naar katvangers. Op deze manier zou iets minder dan een half miljoen euro aan in beslag genomen geld zijn overgemaakt en verdachte zou een (groot) deel daarvan hebben ontvangen. Hem wordt verweten dat hij die opdrachten valselijk heeft opgemaakt (feit 1 primair) dan wel dat hij van die opdrachten gebruikt heeft gemaakt (feit 1 subsidiair). Voorts wordt hem verweten dat hij de beheerder van het geld (LIGOM en of DVOM, de afdeling landelijk beheer inbeslaggenomen gelden van de Dienstverleningsorganisatie OM) heeft opgelicht (feit 2 primair) dan wel dat hij het geld heeft verduisterd (feit 2 subsidiair). Tot slot wordt hem verweten dat hij het geld heeft witgewassen (gewoontewitwassen). Verdachte heeft grotendeels bekennende verklaringen afgelegd.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair en 3 (uitgezonderd de koffieshop) ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair. Voorts heeft zij primair gehele en subsidiair partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 3.
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair is betoogd dat er geen sprake was van medeplegen. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier niets anders volgt dat verdachte de ten laste gelegde feitelijke handelingen alleen, en dus niet in nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en), heeft gepleegd. Voorts is betoogd dat de tenlastegelegde periode te ruim ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat de overboekingen naar de rekeningen van de katvangers hebben plaatsgevonden vanaf 20 november 2012 tot en met 14 oktober 2015.
Ten aanzien van feit 3 is betoogd dat de tenlastegelegde periode eveneens te ruim ten laste is gelegd. Daartoe is aangevoerd dat de overboekingen naar de rekeningen van de katvangers eerst hebben plaatsgevonden vanaf 20 november 2012. Voorts is betoogd dat (gewoonte) witwassen niet kan worden bewezen. Daartoe is, onder meer, aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat de katvangers het geld daadwerkelijk op hun rekening gestort hebben gekregen van LIGOM, nu de bankafschriften van de rekeningen van de katvangers zich niet in het dossier bevinden en omdat is gebleken dat er een storting is teruggestort. Bovendien kan ten aanzien van de onder feit 3 opgenomen handelingen alleen bewezen worden verklaard dat verdachte een bepaald bedrag (€ 15.000,-) naar Thailand heeft meegenomen als vakantiegeld. Dát alleen is onvoldoende om te spreken van een gewoonte van witwassen. Tot slot is betoogd dat er geen sprake was van medeplegen omdat de handeling(en) die zijn opgenomen onder feit 3 door verdachte alleen zijn begaan zonder dat iemand anders daar een aandeel in heeft gehad.
De beoordeling rechtbank
Feit 1 primair (valsheid in geschrift)
Nu verdachte heeft bekend volstaat de rechtbank met een opgave van bewijsmiddelen.
Feit 2 primair (oplichting)
LIGOM beheert geld dat door onderdelen van het OM dan wel de politie inbeslaggenomen is. Indien er in een strafzaak geld inbeslaggenomen wordt en van dit geld afstand wordt gedaan of wordt verbeurd verklaard, dan wordt dit overgemaakt naar een bankrekening van LIGOM. Voorts kan LIGOM vanuit een OM-onderdeel een opdracht tot uitbetaling van gelden krijgen.
Verdachte was als senior administratief medewerker op de afdeling Beslag van het Arrondissementsparket Rotterdam bevoegd om voornoemde betalingsopdrachten aan het LIGOM te verstrekken.
Verdachte heeft :
- op 8 januari 2014 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 20.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 1;
- in de periode van 14 november 2013 tot en met 23 april 2015 zes betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 128.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 2;
- in de periode van 16 april 2013 tot en met 1 mei 2014 vier betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 60.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 3;
- in de periode van 20 november 2012 tot en met 22 mei 2013 vier betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 39.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 4;
- in de periode van 8 oktober 2013 tot en met 14 oktober 2015 elf betalingsverzoeken heeft ingediend bij LIGOM om geldbedragen van in totaal € 174.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 5;
- op 23 augustus 2013 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 15.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 6;
- op 16 juli 2014 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 20.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 7;
- op 22 februari 2013 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 8.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 8;
- op 1 augustus 2013 een betalingsverzoek heeft ingediend bij LIGOM om een geldbedrag van € 10.000,00 over te maken naar een bankrekening van katvanger 9.
LIGOM is, vanuit haar vestigingsplaats in Nederland, in de periode van 27 november 2012 tot en met 4 november 2015 overgegaan tot uitvoering van die opdrachten tot overboekingen, welke overboekingen door de ook uitgekeerde wettelijke rente een totaalbedrag hadden van € 489.365,35.
Verdachte heeft bekend dat de betaalopdrachten vals waren en dat hij door het indienen van die betaalopdrachten LIGOM wilde bewegen tot afgifte van de geldbedragen aan de katvangers, wiens bankrekeningen verdachte had opgegeven. Daarbij had hij het doel dat hij die geldbedragen later (grotendeels) zelf zou krijgen.
Pleegperiode
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de eerste valse opdracht van verdachte tot zogenaamde terugbetaling aan een zogenaamd slachtoffer plaatsvond op 20 november 2012. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde periode voor 20 november 2012.
De rechtbank deelt echter niet het standpunt van de verdediging dat de oplichting heeft voortgeduurd tot en met 14 oktober 2015 (zijnde de dag van de laatste opdracht van verdachte tot betaling). Daartoe is redengevend dat een oplichting pas is voltooid op het moment dat wordt overgegaan tot de daadwerkelijke afgifte. In dat kader is LIGOM pas op 4 november 2015 overgegaan tot het overmaken van het laatste geldbedrag. Daarmee eindigde de pleegperiode naar het oordeel van de rechtbank pas op 4 november 2015.
Medeplegen
De rechtbank zal verdachte voorts vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen nu uit het dossier niet volgt dat er ter zake van de ten laste gelegde handelingen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en).
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, in zijn hoedanigheid van ambtenaar bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, in de periode van 20 november 2012 tot en met 4 november 2015 te Rotterdam en elders in Nederland, meermalen LIGOM middels oplichtingshandelingen heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen van in totaal € 489.365,35 en dat hij daarbij telkens het oogmerk had zichzelf en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen.
Feit 3 ((gewoonte)witwassen)
Het staat vast dat LIGOM, vanuit haar vestigingsplaats in Nederland, in de periode van 27 november 2012 tot en met 4 november 2015 de opdrachten tot overboeking heeft uitgevoerd, zijnde overboekingen van in totaal € 489.365,35 naar diverse rekeningen van katvangers. Verdachte is op 14 december 2015 aangehouden.
De katvangers
Medeverdachte, mede-rekeninghouder van één van de begunstigde rekeningen en broer van verdachte, heeft verklaard dat zijn broer handelingen verrichtte die er toe leidden dat geldbedragen niet op de rekening van rechthebbenden, maar op zijn rekening werden overgeboekt, waarvan hij 25% zou houden en hij de resterende 75% aan verdachte zou geven. Aldus kon medeverdachte een luxe leventje leiden. Hij heeft geldbedragen gepind, vaak in Rotterdam en Schiedam. Verdachte maakte volgens medeverdachte het aan hem overhandigde geld via Western Union over naar Thailand en verdachte zou hem zelf eens hebben gezegd dat hij aan het maximaal aantal stortingen had gezeten bij Western Union. Medeverdachte denkt dat hij ongeveer € 80.000,00 euro op de gezamenlijke rekening van hem en zijn vrouw gestort heeft gekregen, in vijf geldbedragen. Vervolgens heeft hij dat geld opgenomen, zijn deel van 25% gehouden en de overige 75% aan verdachte gegeven.
J katvanger 2, houder van één van de begunstigde rekeningen, heeft verklaard dat zij van een vriendin van haar genaamd “katvanger 4”, de vrouw van verdachte) te horen heeft gekregen dat verdachte op haar rekening geld zou storten. De man van katvanger 2, katvanger 1, heeft vervolgens het op haar rekening gestorte bedrag van ruim € 31.000,00 opgenomen, daarvan € 10.000,00 gebruikt om een gokschuld van “katvanger 4” af te betalen en de resterende € 20.000,00 aan verdachte gegeven, zij het dat katvanger 1 € 2.000,00 mocht houden. Zij heeft verklaard ook haar bankpas aan “katvanger 4” ter beschikking te hebben gesteld. Vier keer had zij gezien dat “katvanger 4” bij het casino geld van haar rekening had opgenomen, waarbij “katvanger 4” verteld dat zij voor verdachte elke dag € 1.000,00 moest opnemen van de rekening van katvanger 2.
Katvanger 3, houder van één van de begunstigde rekeningen, heeft verklaard dat de vrouw van verdachte aan hem heeft gevraagd of verdachte geldbedragen op zijn rekening kon storten. Het ging om meerdere geldbedragen. Hij heeft een aantal keer tot aan het daglimiet van € 1.000,00 gepind en dat geld aan verdachte dan wel aan de vrouw van verdachte gegeven.
Verdachte
Verdachte heeft verklaard dat het geld van LIGOM eerst werd gestort op de aan LIGOM opgegeven rekeningnummers, dat het geld vervolgens werd opgenomen door de rekeninghouders en dat verdachte vervolgens het geld cash kreeg van de rekeninghouders. Het geld heeft hij in het begin maandelijks aangewend om een bedrag te betalen om de gokschulden van zijn vrouw af te lossen. Hij heeft voor het geld gezorgd, en het waren zijn vrouw en mevrouw katvanger 2 die daadwerkelijk de schulden hebben betaald. Verder zijn er met de geldbedragen huurschulden, aflossingen van andere schulden (ziektekostenverzekering), deurwaarderskosten, de belastingdienst, gas en licht betaald. Ook heeft hij wel eens het geld overgemaakt naar Thailand. Een deel van het geld heeft hij overgemaakt via MoneyGram en Western Union. Verdachte had zeker één keer in de twee maanden geld overgemaakt via Western Union. Verdachte heeft ook geld gekregen van zijn broer medeverdachte, geld dat door LIGOM op de rekening van de vrouw van medeverdachte was gestort. Het geld dat medeverdachte op de rekening van zijn vrouw ontving zou 50/50 worden verdeeld met verdachte en verdachte heeft dan ook de helft van het bedrag dat op de die rekening - is gestort, ontvangen. Een deel van het geld dat op de rekening van katvanger 7 is gestort, heeft verdachte via zijn vrouw ontvangen. Ook een deel van het geld dat op de rekening van katvanger 3 is gestort, heeft verdachte rechtstreeks of via zijn vrouw ontvangen, evenals een deel van het geld dat is gestort op de rekening van katvanger 1. Al het geld dat op de rekening van katvanger 6 is gestort, heeft zij aan verdachte overhandigd en hij heeft haar daarvoor een geldbedrag gegeven. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij op een gegeven moment aan zijn maximum zat bij de overboekingen via Westen Union en daarom naar MoneyGram is overgestapt.
Conclusie ten aanzien van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat verdachte middels misdrijf verkregen geldbedragen van LIGOM voorhanden heeft gehad, terwijl hij in de volste wetenschap van de herkomst van dat geld van katvangers geldbedragen in ontvangst heeft genomen en vervolgens – voor enige tijd – voorhanden heeft gehouden. Hij heeft dat geld ook voor een deel overgedragen, door (verzekering/belasting/huur)schulden te betalen en katvanger katvanger 6 geld te geven. Tenslotte heeft hij ook een deel van dat geld omgezet, door het meermalen overmaken van geld via wisselkantoren waardoor er een tegoed ontstond dat door de begunstigde kon worden opgenomen.
Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meerdere uit misdrijf afkomstige geldbedragen voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van witwassen. Dat de precieze omvang van het witgewassen bedrag niet is komen vast te staan, doet daar niet aan af.
Het verweer van de raadsvrouw dat niet bewezen kan worden verklaard dat de katvangers daadwerkelijk het geld op hun rekening overgeboekt hebben gekregen wordt verworpen, nu uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat de katvangers hebben verklaard dat zij geld op hun rekening hebben ontvangen en dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij daarvan een deel heeft ontvangen.
Van de overige tenlastegelegde witwashandelingen zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Ten eerste zijn in de tenlastelegging als pleegplaats Rotterdam, Schiedam en/of (elders) in Nederland opgenomen. Daaruit volgt dat verdachte enkel handelingen gepleegd in (plaatsen) in Nederland wordt verweten. Voor zover uit het dossier volgt dat er met het LIGOM geld door verdachte handelingen zijn verricht in Thailand valt dat dan ook buiten de tenlastelegging.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking ter zake van de op het witwassen gerichte, vastgestelde handelingen. De rechtbank zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat verdachte in Nederland in een periode van drie jaren continue geldbedragen afkomstig van de oplichtingen van LIGOM voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet. Hij heeft in die periode tientallen malen geld ontvangen van katvangers.
Gewoonte?
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus dat de gewoonte bestaat uit de handelingen genoemd bij de zes gedachtestreepjes. Nu als pleegplaats enkel Rotterdam en/of Schiedam en/of elders in Nederland wordt genoemd, is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend de handeling genoemd bij het eerste gedachtestreepje daar onder zou kunnen vallen, Dat verdachte gelden heeft overgemaakt naar Thailand heeft hij zelf bekend. Met de voorhanden bewijsmiddelen kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen dat het om een bedrag van 70.000 euro zou gaan. De rechtbank zal de verdachte om die reden vrijspreken van het tenlastegelegde gewoontewitwassen.
Bewezenverklaring
- Feit 1: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- Feit 2 primair: oplichting, meermalen gepleegd;
- Feit 3: witwassen, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. Hij heeft als medewerker van het Openbaar Ministerie van zijn bevoegdheden door valse opdrachten op te stellen om bedragen van in totaal bijna een half miljoen euro aan in beslaggenomen geld uit te keren aan mensen binnen zijn kennissenkring, aan zijn vrouw en aan zijn broer. Vervolgens heeft hij die opdrachten aan de beheerder van dat geld, LIGOM, gegeven en zodoende hen bewogen tot afgifte van dat geld aan voornoemde katvangers. Voorts heeft verdachte een (groot) deel van het buitgemaakte geld ontvangen van de katvangers en dat witgewassen.
Lees hier de volledige uitspraak.