Meer informatie-uitwisseling door OM nodig

Niet alle informatie over het justitiële verleden van de verdachte van het steekincident op de Turfmarkt in Den Haag was vermeld op de Justitiële documentatie (het strafblad) van de verdachte. Een door Nederland in 2013 overgenomen sanctie uit het Verenigd Koninkrijk stond niet op het Nederlandse strafblad. Die zaak had het Nederlandse OM moeten melden bij de Justitiële informatiedienst in Almelo. Op het Caribische strafblad ontbrak een in 2018 in Curaçao opgelegde tbs. Die zaak had niet door het Nederlandse OM, maar door het OM Curaçao bij de Justitiële informatiedienst moeten worden gemeld. De mogelijkheid die informatie alsnog op te vragen was binnen het OM niet algemeen bekend. Verder kan de uitwisseling van informatie binnen het OM worden verbeterd en verdient de communicatie tussen het OM en het gevangeniswezen aandacht. Individuele medewerkers van het OM die betrokken waren bij strafrechtelijke onderzoeken tegen de verdachte hebben echter, met de kennis waarover zij toen beschikten, niet onredelijk gehandeld. Tot die conclusies komt de procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad, Edwin Bleichrodt, in het toezichtrapport dat vandaag is aangeboden aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Aanleiding onderzoek

Op 20 juni 2023 is in een supermarkt aan de Turfmarkt in Den Haag een medewerkster van de supermarkt neergestoken. Vrijwel direct na het steekincident is de verdachte aangehouden. Hij heeft een justitieel verleden en over hem zijn regelmatig meldingen gedaan dat hij overlast veroorzaakt. Vermoed wordt dat dit gedrag samenhangt met psychische problemen.

Op 27 juni 2023 heeft de Inspectie Justitie en Veiligheid aangekondigd onderzoek te doen naar het handelen van organisaties die betrokken waren bij onder meer de begeleiding van de verdachte in de jaren voorafgaand aan het steekincident. Het OM viel buiten het bereik van dit onderzoek, omdat de toezichthoudende taak van de Inspectie zich niet tot het OM uitstrekt. De PG bij de Hoge Raad houdt wel toezicht op het OM. Op 1 september 2023 heeft de PG bij de Hoge Raad aangekondigd, in aanvulling op het onderzoek van de Inspectie, onderzoek te doen naar de rol van het OM.

Afgrenzing van het onderzoek

Het onderzoek is niet gericht op het steekincident zelf. Dat onderzoek is uitgevoerd door de politie onder leiding van het OM Den Haag. De strafzaak is voorgelegd aan de rechter. Op 18 april 2024 heeft de rechtbank Den Haag de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor moord. Ook heeft de rechtbank een tbs-maatregel opgelegd. De verdachte is in hoger beroep gegaan. Het onderzoek van de PG bij de HR gaat over het handelen van het OM in de periode vóór het steekincident.

In het onderzoeksrapport wordt onder meer ingegaan op het melden en opvragen van justitiële gegevens bij de Justitiële informatiedienst, de afwegingen en beslissingen die het OM in 2022 en 2023 heeft gemaakt naar aanleiding van aangiften en onderzoeken die op de verdachte betrekking hadden, de uitwisseling van informatie binnen het OM en tussen het OM en andere betrokken instanties.

Het melden van justitiële gegevens bij de Justitiële informatiedienst

Kort na het steekincident werd duidelijk dat niet alle eerder aan de verdachte opgelegde veroordelingen en sancties op zijn strafblad stonden. Op het strafblad waren niet vermeld:

- Een veroordeling in het Verenigd Koninkrijk uit 2009 en de sanctie (Hospital Order) die daarvoor is opgelegd in 2010;
- De overname, omzetting van de Hospital Order in een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en de tenuitvoerlegging daarvan in Nederland in 2013 (een WOTS-procedure);
- Een veroordeling in Curaçao uit 2018 waarbij de maatregel van tbs met dwangverpleging is opgelegd.

De veroordeling uit 2009/2010 en de tbs-maatregel uit 2018 hadden door de bevoegde buitenlandse autoriteiten bij de Justitiële informatiedienst moeten worden gemeld. Het Nederlandse OM had daarbij geen rol. Wat betreft de zaak uit het Verenigd Koninkrijk kwam dat echter anders te liggen nadat de minister van Justitie en Veiligheid in 2013 had beslist dat de in het Verenigd Koninkrijk opgelegde sanctie in Nederland zou worden ten uitvoer gelegd. Op dat moment was het aan het Nederlandse OM om die overname te melden aan de Justitiële informatiedienst. Daarmee zou de zaak uit het Verenigd Koninkrijk alsnog op het strafblad zijn vermeld. Het onderzoek heeft geen aanwijzing opgeleverd dat het OM de overname heeft gemeld. Uit het onderzoek is ook niet gebleken dat het OM in dit verband aan de hand van een eenduidige procesbeschrijving handelde. De PG bij de Hoge Raad doet daarom de aanbeveling om te zorgen voor een goed werkend registratiesysteem voor overgenomen sancties, met een automatische koppeling naar het systeem van de Justitiële informatiedienst.

De in Curaçao opgelegde tbs-maatregel was in Curaçao wel opgenomen in een daar bijgehouden handmatig registratiesysteem (de strafkaart), maar was niet door het OM Curaçao gemeld aan de Justitiële informatiedienst in Almelo, waar ook – in een van de Nederlandse documentatie afgescheiden systeem – de justitiële informatie van Curaçao wordt geregistreerd. Binnen het Nederlandse OM is het in Curaçao bijgehouden strafkaartsysteem niet algemeen bekend en daarmee is evenmin bekend dat een afschrift van een dergelijke strafkaart in Curaçao kan worden opgevraagd. Daarom wordt aanbevolen beleid te ontwikkelen om die kennis binnen het OM te bevorderen en om te beoordelen in welke gevallen het Nederlandse OM strafkaarten dient op te vragen bij de bevoegde autoriteiten in Curaçao.

Afwegingen en beslissingen Openbaar Ministerie in 2022 en 2023

Elf dagen voor het steekincident van 20 juni 2023 heeft de rechtbank Rotterdam de verdachte veroordeeld voor bedreiging met de dood van gemeenteambtenaren. In de bijna anderhalf jaar voorafgaand aan deze rechtszaak verbleef de verdachte in de regio Zeeland en de regio Rotterdam. In die periode is de verdachte verschillende keren in aanraking gekomen met de politie naar aanleiding van meldingen over gepleegde strafbare feiten en over overlast. Op verschillende momenten heeft het OM beslissingen genomen over vermoedelijk gepleegde strafbare feiten. Voorbeelden van die beslissingen zijn: het bepalen of er wel of geen onderzoek wordt gestart naar aanleiding van een aangifte, beslissingen over (het vorderen van) voorarrest, het besluit om de verdachte te laten bezoeken door een psycholoog en beslissingen over het vorderen van een straf, maatregel en/of verplichte zorg. In het rapport wordt geconcludeerd dat het handelen van de bij deze strafrechtelijke onderzoeken betrokken individuele medewerkers van het OM gelet op alle omstandigheden in het algemeen niet onredelijk was. Wel is er op het gebied van het uitwisselen van informatie ruimte voor verbetering.

Het uitwisselen van informatie

In het onderzoek is geconcludeerd dat het uitwisselen van informatie door het OM op onderdelen beter had gekund.

Allereerst de afstemming binnen het OM. In 2022 en 2023 zijn zowel het OM Zeeland-West-Brabant als het OM Rotterdam geconfronteerd met mogelijke door de verdachte begane strafbare feiten. Het OM Rotterdam was op de hoogte van het feit dat in Zeeland twee aangiften tegen de verdachte waren gedaan. Het OM Rotterdam heeft over de afhandeling van die aangiften wel navraag laten doen, maar heeft zelf niet rechtstreeks contact opgenomen met het OM Zeeland-West-Brabant. Dat had wel voor de hand gelegen. Andersom heeft het OM Zeeland-West-Brabant over de afhandeling van de aangiften in Zeeland geen contact gezocht met het OM Rotterdam, terwijl het wist dat de verdachte voor een strafbaar feit begaan in de regio Rotterdam in voorarrest zat. Op dat moment was die beslissing niet onbegrijpelijk, maar achteraf bezien was een rechtstreeks contact tussen de beide officieren van justitie wel wenselijk geweest. In het toezichtrapport wordt aanbevolen de lijnen waarlangs binnen het OM informatie wordt uitgewisseld te bekorten.

Het tweede punt betreft het toevoegen van het volledige overzicht van politiemeldingen aan het strafdossier. De rechtbank Rotterdam die de verdachte op 9 juni 2023 heeft veroordeeld voor bedreiging, was wel op de hoogte van meldingen die bij de politie waren gedaan in de periode van 29 maart tot en met 16 april 2023, maar niet van de meldingen die waren gedaan in de voorafgaande periode van 13 oktober 2022 tot en met 13 januari 2023. De rechtbank had een vollediger beeld gehad van het gedrag van de verdachte als alle politiemeldingen in het strafdossier waren opgenomen.

In het rapport wordt ook aandacht besteed aan informatie over het gedrag van de verdachte in penitentiaire inrichtingen tijdens het voorarrest. De verdachte heeft in 2022 en 2023 twee periodes in voorarrest gezeten. In de tweede periode is de verdachte in verband met agressief en bedreigend gedrag disciplinair bestraft en in verband met psychiatrische problematiek overgeplaatst naar een Penitentiair Psychiatrisch Centrum. Het OM was daarvan niet op de hoogte. In het rapport wordt de aanbeveling gedaan om werkafspraken te maken over het uitwisselen van informatie over significant gedrag van verdachten in voorarrest.

Toezicht van de PG bij de Hoge Raad op het OM

Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van het toezicht dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad houdt op de uitoefening van wettelijke taken door het OM (art. 122 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie). De PG bij de Hoge Raad is een onafhankelijk en zelfstandig instituut binnen de rechterlijke organisatie dat los staat van het rechtscollege de Hoge Raad. Er is geen gezagsverhouding tussen procureur-generaal en de Hoge Raad. De procureur-generaal bij de Hoge Raad maakt geen onderdeel uit van het Openbaar Ministerie.

Dit onderzoek is het eerste incidentonderzoek dat de PG bij de Hoge Raad in aanvulling op een onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid heeft ingesteld. Eerdere toezichtonderzoeken gingen vooral over een specifiek onderwerp, zoals de strafbeschikking en bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Lees hier het Onderzoeksrapport.

, ,
Print Friendly and PDF ^