Miskenning terugwijzingspdracht HR?
/Hoge Raad 17 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2643
De verdachte is bij arrest van 17 februari 2016 door het Gerechtshof Den Haag, nadat de Hoge Raad bij arrest van 1 september 2015 het arrest van het hof van 24 april 2014 had vernietigd voor zover aan zijn oordeel onderworpen en de zaak had teruggewezen, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1), opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd (feit 2), diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (feit 3), en mishandeling (feit 4). Het hof heeft voorts de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, één en ander zoals in het arrest vermeld.
Middel
Het middel klaagt dat het Hof de door de Hoge Raad gegeven terugwijzingsopdracht heeft miskend.
Beoordeling Hoge Raad
Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang:
(i) Bij arrest van 24 april 2014 is de verdachte door het Hof vrijgesproken van het hem onder 4 tenlastegelegde en ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander als in het arrest vermeld.
(ii) De verdachte heeft tegen dat arrest beroep in cassatie ingesteld.
(iii) De Hoge Raad heeft bij arrest van 1 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2447, overwogen dat het cassatieberoep kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 4. Dit arrest houdt onder het opschrift "Beslissing" het volgende in:
"De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan."
(iv) Bij het thans bestreden arrest heeft het Hof de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van tweehonderd uren, subsidiair honderd dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van de benadeelde partij, een en ander als in het arrest vermeld.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de rechter naar wie de Hoge Raad na (partiële) vernietiging van een uitspraak de zaak heeft verwezen of teruggewezen, gebonden is aan de door de Hoge Raad gegeven beslissing (vgl. HR 27 februari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AD2500, NJ 1996/478). Dit brengt mee dat het Hof - gelet op de omvang van het cassatieberoep tegen het arrest - op grond van de beslissing van de Hoge Raad de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw had moeten berechten en afdoen wat betreft het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging. Door op de hiervoor weergegeven wijze te beslissen, heeft het Hof de terugwijzingsopdracht van de Hoge Raad miskend.
Het middel is terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.