Moet de niet ondertekende politieverklaring van verdachte van het bewijs worden uitgesloten?
/Rechtbank Amsterdam 6 november 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:7936
Verdachte heeft zich gedurende ongeveer anderhalve week schuldig gemaakt aan het medeplegen van flessentrekkerij en oplichting van twee elektronicawinkels door op zeer listige wijze – onder meer door gegevens van een ander bedrijf te verstrekken – diverse goederen in een korte tijd te bestellen zonder hiervoor te betalen. De bestelde televisies heeft hij vervolgens doorverkocht aan Used Products. Een wasmachine en -droger heeft hij aan zijn ex-vrouw gegeven om daarmee aan zijn alimentatieverplichting te voldoen. Daarmee heeft hij zich eveneens schuldig gemaakt aan het witwassen van die goederen.
De raadsman heeft verzocht de verklaring van verdachte, waarvan op 13 juni 2018 proces-verbaal is opgemaakt door verbalisant naam getuige, niet voor het bewijs te gebruiken. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat verdachte ontkent de verklaring op deze manier te hebben afgelegd. De meeste van de antwoorden, zoals vermeld in het proces-verbaal, heeft hij niet gegeven. De verklaring zelf is niet ondertekend door verdachte, hem is ook niet gevraagd of hij wilde tekenen en hij heeft zijn verklaring niet mogen en kunnen doorlezen. Verder zijn de waarborgen van het rechtssysteem tijdens dit verhoor niet gevolgd. Het verhoor is immers door slechts één verbalisant afgenomen en voorafgaand aan het verhoor is de advocaat van verdachte niet van het verhoor op de hoogte gesteld, waardoor het verhoor is afgenomen buiten aanwezigheid van een advocaat.
De rechtbank overweegt dat zij geen reden heeft te twijfelen aan het ambtsedig proces-verbaal dat van de verklaring van verdachte is opgemaakt. De verklaring kan daarom voor het bewijs worden gebruikt. Voor zover de raadsman heeft willen bepleiten dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering stelt de rechtbank vast dat dit standpunt onvoldoende is onderbouwd. Nu geen sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt zal de rechtbank de verdere bespreking van dit standpunt achterwege laten.
Bewezenverklaring
Feit 1: een gewoonte maken van het plegen van witwassen;
Feit 2: medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
Feiten 3 en 4: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
Lees hier de volledige uitspraak.