Motivering opgelegde geldboete
/Feiten
"Uit het voorgaande vloeit voort dat verdachte ten koste van de belangen persoonlijk financieel gewin heeft nagestreefd. Het hof acht uit een oogpunt van vergelding en preventie in verband met het onder 3A en 3B bewezen verklaarde feit - en dus ongeacht een mogelijke veroordeling van verdachte tot betaling van een bedrag dat strekt tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel - met toepassing van art. 9, derde lid, Sr naast oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegging van een geldboete geboden. Bij de bepaling van de hoogte heeft het hof rekening gehouden met het beperkte aandeel van verdachte in de mensenhandel met betrekking tot betrokkene 3 en het aandeel van verdachte in de criminele organisatie. Het heeft voorts op de voet van art. 24 Sr rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Het hof acht niet aannemelijk dat verdachte niet in staat is de boete te betalen."
Beide opvattingen vinden geen steun in het recht. Gelet op de doeleinden die in dit geval door het Hof blijkens zijn strafmotivering zijn beoogd met de opgelegde geldboete en de factoren die het Hof heeft betrokken bij het bepalen van de hoogte van de boete, waaronder ook de draagkracht van de verdachte, is de oplegging van de geldboete toereikend gemotiveerd.
De klacht faalt.