N.a.v. informatie uit onderzoek 26Lemont veroordeling voor medeplegen witwassen, vrijspraak voor het zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener

Rechtbank Amsterdam 29 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8215

Algemene inleiding

In het onderzoek 26Lemont is informatie naar voren gekomen over een gebruiker met de accountnaam “accountnaam”. Uit de vanuit dat account verstuurde gesprekken en foto’s kreeg de politie de indruk dat die persoon zich bezighield met gewoontewitwassen en het buiten het gangbare (bancaire) betalingsverkeer houden van grote geldbedragen.

In dezelfde periode ontving de politie meldingen via het Team Criminele Inlichtingen over verdachte. Volgens de melders zou hij onder meer werkzaam zijn in de geld- en drugshandel, zes souvenirwinkels, die op naam van anderen staan, gebruiken voor fraudepraktijken, gebruik maken van een zogenoemde PGP-telefoon en het geld dat hij met criminaliteit zou verdienen via een hawala-bankier naar India versturen, waar hij het in vastgoed zou beleggen.

Verdachte is 20 december 2021 aangehouden in een souvenirwinkel. Hij droeg toen een telefoon (iPhone 8) en €3.945 bij zich en in de winkel lag een telefoon (iPhone X) die werd opgeladen. De politie heeft de woning van de zoon van verdachte aan de adres 1, waar verdachte ook verbleef, doorzocht. Daar troffen zij onder andere een Samsung-telefoon en een PGP-telefoon aan (V Smart) en in de slaapkamer van verdachte een geldbedrag van €30.000 in een koffieverpakking.

De politie heeft verder onderzoek gedaan naar de gegevens op de diverse telefoons en de berichten en foto’s die met het account “ accountnaam ” zijn verstuurd. Er werden onder meer foto’s van geldbedragen, van zogenoemde tokens en berichten, waarin over geldbedragen wordt gesproken, aangetroffen.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie

Standpunt verdediging

De verdediging heeft bepleit dat sprake is van een schending van artikel 6 EVRM vanwege het niet toevoegen van stukken uit het onderzoek 26Lemont waarvan de verdediging de rechtmatigheid van het verkregen bewijs niet kan toetsen. Zonder deze stukken kan de verdediging niet toetsen of sprake is van een schending van artikel 8 EVRM vanwege de wijze waarop de Encrochat-berichten zijn verkregen. Het openbaar ministerie maakt doelbewust of met grove veronachtzaming inbreuk op het recht op een eerlijk proces van verdachte en het openbaar ministerie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Standpunt OM

De officier van justitie meent dat aan de verdediging ruimschoots voldoende stukken zijn verschaft om de rechtmatigheid te kunnen toetsen. Voor het onderzoek in Frankrijk geldt dat de Franse rechter de gang van zaken naar Frans recht heeft getoetst. Frankrijk kent dezelfde rechtsbeginselen als Nederland en daarom is het vertrouwensbeginsel van toepassing. Dat betekent dat het niet de taak is van de Nederlandse rechter om te toetsen of het Franse onderzoek aan de Franse rechtsregels voldoet. Voor zover het onderzoek in Nederland heeft plaatsgevonden, is dat door de Nederlandse rechter getoetst. Het onderzoek is dan ook rechtmatig en het openbaar ministerie moet ontvankelijk worden verklaard.

Oordeel rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is 26Lemont geen voorbereidend onderzoek geweest in de zaak tegen verdachte. De Hoge Raad heeft bepaald dat onder omstandigheden aan een vormverzuim of een onrechtmatigheid in een ander onderzoek toch een rechtsgevolg kan worden verbonden. Maar niet is gebleken van een begin van aannemelijkheid dat sprake is geweest van enig vormverzuim dan wel enige onrechtmatigheid in het onderzoek 26Lemont. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de vraag of het betreffende vormverzuim of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten. Van een schending van artikel 6 en/of 8 EVRM is dus niet gebleken. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.

Waardering van het bewijs

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gesteld dat feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen kunnen worden verklaard, waarbij er bij feit 1 en 3 sprake is van medeplegen.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak van alle feiten bepleit.

Voor feit 1 geldt dat niet vaststaat dat verdachte de enige gebruiker is geweest van de iPhone8, de iPhone X en de Samsung Galaxy en dat hij dus niet verantwoordelijk is voor de daarop aangetroffen inhoud. Ook staat niet vast wie allemaal gebruiker waren van de username “ accountnaam ”. Verdachte was niet de gebruiker van het PGP-toestel, waarop het account is aangetroffen. Verder staat het niet vast dat alle tenlastegelegde transacties zijn geslaagd. Er bestaan contra-indicaties voor het daadwerkelijk plaatsvinden van diverse transacties. Daarnaast zijn er onvoldoende indicatoren dat sprake is van geld dat afkomstig is van enig misdrijf. Verdachte moet ook van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat de gedragingen van verdachte waren gericht op de voltooiing van het delict.

Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat het geld in de koffieverpakking niet van verdachte was. Het is handelsgeld van zijn zoon. Zijn zoon had dat geld aan de vrouw van verdachte in bewaring gegeven. Verdachte wist dat er over geld is gesproken, maar hij kende de details niet. Het geld dat bij verdachte in de fouillering is aangetroffen, betrof geld dat hij had gekregen van zijn andere zoon om zaken rondom het overlijden van zijn moeder in geboorteland te betalen. Hij droeg dat nog bij zich.

Voor feit 3 geldt ook dat niet vaststaat dat de telefoons door verdachte zijn gebruikt en dat hij verantwoordelijk is voor de aangetroffen berichten. Verder kan niet bewezen worden dat verdachte van de uitoefening van een bedrijf een gewoonte heeft gemaakt.

Het oordeel van de rechtbank

Geldigheid van de dagvaarding

Verdachte is gedagvaard tegen de zitting van 24 maart 2022, waarbij verdachte ten laste is gelegd dat hij zich in de periode van 28 maart 2021 tot en met 20 december 2021 heeft schuldig gemaakt aan - zakelijk en samengevat weergegeven - witwassen van (ongeveer) €58.045 en/of van een of meer geldbedrag(en) zoals vermeld in zogenaamde Encrochat communicatie.

Op 16 juni 2022 heeft de officier van justitie - met een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging - feit 3 toegevoegd en ten aanzien van feit 1 de geldbedragen zoals vermeld in de Encrochat communicatie nader gespecificeerd in die zin dat deze geldbedragen een totale waarde hebben van (ongeveer) €13.506.803.

Op 8 december 2022 heeft de officier van justitie - met een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging - aan feit 1 subsidiair poging witwassen van dezelfde geldbedragen toegevoegd.

De rechtbank ziet zich - ambtshalve - voor de vraag gesteld of de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wat betreft de onderdelen:

‘geldbedrag(en), voor een totaalbedrag van ongeveer 13.506.803 euro, althans (van) enig(e) (contante) geldbedrag(en) (vermeld in Encrochat communicatie en/of telecommunicatie berichten)’ als omschreven onder feit 1 primair en subsidiair en

‘geldbedragen bestaand uit 225 geldtransacties met een totale waarde van (ongeveer) €13.506.803’ als omschreven onder feit 3.

Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De tenlastelegging strekt ertoe voor zowel de verdachte als de rechter duidelijkheid te verschaffen omtrent de beschuldiging. Met het oog hierop is in artikel 261 Sv neergelegd dat de dagvaarding een opgave behelst van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse en de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan. Het ten laste gelegde moet ‘zoodanig feitelijk zijn aangeduid dat de verdachte in staat is, wat hem wordt verweten, te begrijpen, opdat hij zich daarop kan verdedigen’. Het gaat er om dat sprake is van een voldoende mate van concretisering van het feit waarvan verdachte wordt beschuldigd zodat het voor de verdediging mogelijk is zich daartegen te verweren en voor de rechter om daarop te beslissen.

De vraag die zich opdringt is of de betreffende omschrijvingen aan deze maatstaf voldoen. De steller van de tenlastelegging verwijst - aan het eind van deze omschrijvingen - naar vijf concreet omschreven geldtransacties, met inbegrip van valutasoort, bedrag, plaats en datum van de transactie, die tot het totaal aantal van 225 behoren. Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de geldtransacties ontkend. De 225 geldtransacties voor een bedrag van €13.506.803 zien - zo begrijpt de rechtbank - op witwastransacties die over de gehele wereld zouden hebben plaatsgevonden.

In het dossier zijn de hierboven genoemde 5 transacties concreet en gespecificeerd uitgewerkt naar tijd, plaats, valuta en omvang en bijbehorende chatgesprekken. Wat betreft de ‘resterende 220 geldtransacties’ heeft de officier van justitie ter zitting desgevraagd opgemerkt dat er ‘geen capaciteit’ was om deze transacties op dezelfde wijze als de 5 genoemde transacties uit te werken. Hij heeft daarbij verwezen naar een zich in het dossier bevindend Excel-bestand.

In dit Excel-bestand zijn een groot aantal kolommen met daarboven als kop vermeld: datum, aansluiting, contact, in/uit, inhoud, bedrag en valuta opgenomen. In de kolom ‘inhoud’ worden chatberichten weergegeven, soms bestaand uit een enkel woord, soms een getal, een plaats en/of een accountnaam. Hij heeft deze transacties niet afzonderlijk toegelicht. Aansluitend heeft de officier van justitie geconcludeerd dat hij ook het witwassen en bankieren zonder vergunning ten aanzien van de ‘resterende 220 geldtransacties’ bewezen acht. De verdediging heeft deze wijze van ten laste leggen omschreven als een moeilijke legpuzzel, waarbij het aan de verdediging en de rechtbank wordt gelaten om de puzzelstukjes van de tenlastelegging op de juiste plek te leggen.

De rechtbank is van oordeel dat de aan de hierboven genoemde aan de dagvaarding te stellen eisen niet alleen voor de verdachte, maar ook voor de rechtbank van belang zijn, nu zij de vragen ex artikel 350 Sv dient te beantwoorden op basis van de dagvaarding en de stukken die zich in het dossier bevinden.

De rechtbank stelt vast dat de betreffende onderdelen van de dagvaarding, ook tegen de achtergrond van het Excel-bestand en de overige stukken in het dossier, de feiten waarvan verdachte wordt beschuldigd niet in voldoende mate concretiseren en daarom onvoldoende duidelijkheid en houvast bieden, om de vragen ex artikel 350 Sv te beantwoorden. Dit brengt mee dat de dagvaarding nietig is ten aanzien van de volgende onderdelen, voor zover deze niet zien op de vijf daarna geconcretiseerde geldbedragen c.q. geldtransacties:

‘geldbedrag(en), voor een totaalbedrag van ongeveer 13.506.803 euro, althans (van) enig(e) (contante) geldbedrag(en) (vermeld in Encrochat communicatie en/of telecommunicatie berichten)’ als omschreven onder feit 1 primair en subsidiair en ‘225 geldtransacties met een totale waarde van (ongeveer) €13.506.803’ onder feit 3.

Feit 1

Verdachte gebruiker telefoons

De rechtbank zal eerst beoordelen of verdachte de houder en gebruiker is geweest van een aantal van de telefoons die in het dossier genoemd worden.

Apple iPhone X (telefoonnummer telefoonnummer 1, IMEI-nummer IMEI-nummer 1)

De politie heeft deze telefoon aangetroffen in de winkel op de straat, waar verdachte ook op dat moment aanwezig was. Verdachte heeft op de zitting van 8 december 2022 verklaard dat hij deze telefoon in gebruik heeft gehad.

Apple iPhone 8 (telefoonnummer telefoonnummer 2)

Deze telefoon is aangetroffen in de broekzak van verdachte. Verdachte heeft ook over deze telefoon op de zitting van 8 december 2022 verklaard dat hij hem in gebruik heeft gehad.

Samsung Galaxy (telefoonnummer telefoonnummer 3, IMEI-nummer IMEI-nummer 2)

De politie heeft deze telefoon gevonden bij de doorzoeking van de woning van de zoon van verdachte aan de adres 1.  Verdachte logeerde bij zijn zoon. Op 7 september 2021 is op de telefoon een applicatie geïnstalleerd om gegevens te kopiëren. Deze applicatie stond ook op de iPhone 8. Op 7 september 2021 zijn er 1.466 afbeeldingen overgezet op de iPhone 8. De laatste activiteit op de Samsung-telefoon is op 22 september 2021 geweest en de eerste daadwerkelijke activiteit van de iPhone 8 op 7 september 2021. Dit wijst erop dat de iPhone 8 in gebruik is genomen als opvolger van de Samsung-telefoon. Deze Samsung-telefoon maakt ook gebruik van de wifi-verbinding op het adres adres 1.  Verder hebben op 13 januari 2021 verbalisanten op door medewerkers van het observatieteam aangegeven locaties een zogenoemde IMSI-catcher ingezet en het observatieteam ziet verdachte die dag op drie plekken waar op (vrijwel) hetzelfde moment via de IMSI-catcher te zien is dat de Samsung-telefoon daar ook is. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachte ook de houder en gebruiker van de Samsung-telefoon is geweest.

V Smart Active 1 (IMEI1: IMEI-nummer 3)

Deze telefoon is aangetroffen in de woning aan de adres 1.  Het IMEI1-nummer is IMEI-nummer 3.  In het onderzoek 26Lemont kwam als gebruiker accountnaam naar voren. Er is data verkregen van de Encrotelefoon met IMEI-nummer IMEI-nummer 3 met als gebruikersnaam accountnaam.  Eén van de nicknames waar het account gebruik van maakt is “ account ”. Op verstuurde afbeeldingen is onder meer het straatnaambordje van de straatnaam 1 in Amsterdam te zien. Dit is vlakbij de adres 1.  Ook worden tussen de gebruiker van dit account en degenen met wie hij berichten uitwisselt locaties gedeeld, zoals: “ locatie ”, “ locatie ”, “ locatie ” en “ adres 1 ”. Ook wordt “ postcode ” verstuurd, terwijl postcode de postcode van een deel van de adres 1 is. Uit mastgegevens van het IMEI-nummer blijkt dat de gebruiker van het account zich tijdens chats regelmatig bevindt in de omgeving van de straatnaam 2, ter hoogte van de straatnaam 3, adres 1 en straatnaam 1 in Amsterdam. Verder wordt diverse malen gebruik gemaakt van wachtwoorden met “ verdachte ” erin. In de telefoon van een verdachte in een andere zaak is in de contactenlijst het account opgeslagen met nickname “account”. In mei 2020 heeft de politie verder gezien dat de V Smart-telefoon en de iPhone X veelal dezelfde zendmasten aanstralen en dat het waarschijnlijk is dat de telefoons op dezelfde plaats zijn. Op grond van dit alles stelt de rechtbank vast dat verdachte de houder en gebruiker van het telefoontoestel is geweest.

De raadsman heeft gesteld dat er aanwijzingen zijn dat de toestellen gebruikt kunnen zijn door derden. De verdachte heeft dat echter niet zelf verklaard en heeft niet aangegeven welke personen dat dan zouden zijn geweest. Uit het dossier lijkt te volgen dat een telefoon een enkele keer door een ander dan verdachte is gebruikt om namens of over verdachte een bericht te sturen, maar dat geeft geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte niet de gebruiker van de telefoons is geweest.

De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de gebruiker van de telefoons en van het account is geweest.

Op telefoons en op account “ accountnaam ” aangetroffen informatie

Op de telefoons zijn afbeeldingen aangetroffen waarop een gedeelte van een bankbiljet te zien is, een zogenoemd token. Tokens kunnen worden gebruikt om te verifiëren dat de juiste persoon een goed in ontvangst neemt. Ook wordt er in (WhatsApp-)gesprekken op de iPhone 8, de Samsung-telefoon en van het account “ accountnaam ” gesproken over het verzenden van verschillende valuta en bedragen naar verschillende landen. Ook zijn er door het account “ accountnaam ” foto’s met daarop stapels bankbiljetten, waaronder Eurobiljetten, verstuurd. Verder zijn er vanaf de telefoons en het account (foto’s van) locaties verstuurd.

De vijf expliciet ten laste gelegde transacties

De rechtbank vindt dat 4 transacties op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat deze hebben plaatsgevonden.

Voor deze transacties geldt dat sprake is van een terugkerend patroon. Verdachte wordt gevraagd om geld en er wordt gesproken over percentages. Er wordt in de berichten kennelijk volstaan met het noemen van een bedrag en een locatie waarna een koerier op pad kan worden gestuurd. Er worden tokens uitgewisseld.

Verder geldt voor transacties 4 en 5 dat uit de berichten blijkt dat er sprake is van snel handelen en dat er concreet iemand op pad gaat. Dit volgt elkaar zo snel op dat de rechtbank ervan uit gaat dat de transactie is doorgegaan. In het geval van transacties 1 en 2 worden de contacten erna voortgezet en daaruit blijkt dat er nieuwe opdrachten komen. De rechtbank leidt daaruit af dat de eerdere transacties (naar tevredenheid) zijn uitgevoerd.

Onbevestigde transactie

3 - 28 tot en met 31 mei 2021, 256.717 Dirham (AED)

Via de Samsung-telefoon heeft verdachte op 28 mei 2021 contact met persoon 4. Verdachte zegt dat hij 250.000 Dirham nodig heeft en vraagt de prijs. Verdachte krijgt dan bericht van persoon 5 en hij vraagt verdachte of hij hem een adres en nummer kan geven en waar hij de Dirham kan ophalen. Op 31 mei stuurt persoon 5 dat hij meer Dirham nodig heeft en dat de man van verdachte de Dirham nog niet aan persoon 5 heeft gegeven. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat voor deze transactie een token is gestuurd en er wordt er niet over een concrete locatie gesproken. Uit het bericht op 31 mei 2021 blijkt juist dat op dat moment de gelden kennelijk niet geleverd zijn. De rechtbank vindt dat niet bewezen kan worden dat het gaat om een voltooide transactie. Er is ook geen sprake van een poging tot witwassen, nu er geen begin van een uitvoering kan worden vastgesteld.

Witwasvermoeden transacties 1, 2, 4 en 5

Verdachte heeft samen met degenen met wie hij samenwerkte voornoemde bedragen voorhanden gehad, verworven, overgedragen en/of omgezet. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft dan ook beschikkingsmacht gehad over deze voorwerpen.

De rechtbank vindt dat sprake is van een ernstig vermoeden dat het geld uit de vier transacties, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat deze voltooid zijn, afkomstig zijn uit een misdrijf. In de berichten wordt veelal over hoge bedragen gesproken. Op de V smart-telefoon van verdachte zijn foto’s van pakken geld en geld in sportassen aangetroffen. Op de overige telefoons van verdachte zijn (foto’s van) tokens aangetroffen, die gebruikt worden om te verifiëren wie een goed in ontvangst neemt. Uit de berichten blijkt dat de overdracht in openbare ruimtes plaatsvond en dat hiervoor geldkoeriers worden ingezet. Verder werd gebruik gemaakt van een encrypted telefoon en encrypted communicatiediensten. De rechtbank vindt dat dit voldoende indicatoren zijn om te spreken van een witwasvermoeden.

Verklaring verdachte

Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand zeer onwaarschijnlijk. Verdachte heeft geen verklaring over de herkomst van het geld afgelegd. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat het geld van een misdrijf afkomstig was en dat verdachte dat, gezien zijn heimelijke wijze van handelen, wist, althans dat hij de aanmerkelijke kans dat daar sprake van was bewust heeft aanvaard.

Er zijn vier transacties bewezen verklaard. Dat vindt de rechtbank te weinig om van gewoontewitwassen te kunnen spreken. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel vrijspreken.

Feit 2

Verdachte droeg bij zijn aanhouding een contant bedrag van €3.495 bij zich. Bij de doorzoeking van de woning van de zoon van verdachte is, in de slaapkamer waar verdachte met zijn echtgenote verbleef, €30.000 aangetroffen in een koffieverpakking.

Voorhanden hebben geldbedragen

Het bedrag van €3.495 is bij verdachte aangetroffen. Verdachte was zich bewust van de aanwezigheid van het geld en kon daarover beschikken. Dit geldt ook voor het geldbedrag van €30.000 dat op de slaapkamer is aangetroffen. Verdachte wist dat het geld er lag en kon daarover beschikken. Dat de zoon van verdachte heeft verklaard dat hij het geld aan zijn moeder in bewaring had gegeven, is daarmee niet in tegenspraak.

Witwasvermoeden

De rechtbank vindt dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat het geldbedrag van €3.495 van misdrijf afkomstig is. Het gaat om een groot contant geldbedrag dat verdachte in zijn broekzak bij zich droeg. Verdachte heeft geen eigen inkomsten en houdt zich bezig met ondergronds bankieren.

Dit ernstig vermoeden is er ook voor de €30.000. Het was gebundeld in 6 pakketjes van €5.000. Het geld is in een kast in de slaapkamer aangetroffen, in een koffieverpakking. Het is ongebruikelijk om op deze manier in huis een dergelijk groot geldbedrag te bewaren.

Dit maakt dat er van verdachte een verklaring mag worden verlangd over de legale herkomst van het geld en dat deze concreet, verifieerbaar en niet op voorhand zeer onwaarschijnlijk moet zijn.

Verklaring verdachte

Verdachte heeft over de €3.495verklaard dat hij dit geld uit geboorteland had meegenomen nadat het was overgebleven na betaling van kosten in verband met het overlijden en het afscheid van zijn moeder aldaar. Zijn zoon uit land had het geld, in euro’s, mee naar geboorteland genomen. Het geld moest uiteindelijk weer naar zijn zoon in land en verdachte droeg het nog bij zich nadat hij, enkele dagen daarvoor, uit geboorteland was teruggekomen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, die hij pas op de zitting heeft afgelegd, onvoldoende concreet.

Over het geld in de slaapkamer heeft verdachte verklaard dat zijn zoon persoon 6 het aan de echtgenote van verdachte in bewaring had gegeven. Dit betreft echter enkel een blote, niet onderbouwde stelling. Bovendien blijkt uit de verklaring die persoon 6 bij de politie heeft afgelegd dat dit niet kan kloppen. persoon 6 heeft verklaard dat hij voor zijn bedrijf met maximaal €25.000 rondloopt en dat hij dat contante bedrijfsgeld thuis bewaart. In de woning is in totaal ongeveer €55.000 aangetroffen, waaronder gelden van persoon 6. Dat het bedrag van €30.000 van persoon 6 zou zijn is met die verklaring in strijd. De verklaring van verdachte is dan ook niet voldoende concreet en, in het licht van de verklaring van persoon 6, op voorhand zeer onwaarschijnlijk.

Verdachte heeft geen afdoende verklaringen over de herkomst van het geld afgelegd. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat beide geldbedragen van een misdrijf afkomstig waren en dat verdachte dat, gezien zijn wijze van handelen, wist.

De rechtbank zal dan ook bewezen verklaren dat verdachte deze bedragen heeft witgewassen.

De rechtbank heeft in het dossier geen bewijs aangetroffen dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd zodat zij verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.

Nu het voorhanden hebben op één moment bewezen wordt verklaard acht de rechtbank niet bewezen dat er sprake is geweest van gewoontewitwassen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.

Feit 3

Zoals onder is uiteengezet is de dagvaarding ook voor dit feit gedeeltelijk nietig, namelijk ten aanzien van het onderdeel ‘225 geldtransacties met een totale waarde van (ongeveer) €13.506.803’, voor zover dit niet ziet op de vijf daarna geconcretiseerde geldtransacties.

Dan blijven er nog vijf geldtransacties over. Onder feit 1 heeft de rechtbank vastgesteld dat vier van deze vijf transacties daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Het uitvoeren van vier transacties, zoals ten laste gelegd, is echter onvoldoende om tot het bewijs te komen dat verdachte daarmee het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend. Nu dat bestanddeel van de tenlastelegging niet bewezen kan worden verklaard, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 primair: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;

  • Feit 2: witwassen, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^