Nietigheid: Verzuim te beslissen op een voorwaardelijk getuigenverzoek. Nu de aan het verzoek verbonden voorwaarde was vervuld, had het Hof uitdrukkelijk op het verzoek dienen te beslissen.

Hoge Raad 23 april 2013, LJN BZ8160

Feiten

Bij arrest van 24 januari 2011 heeft het Gerechtshof te Amsterdam het vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 25 juni 2010 voor wat betreft het wegens het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, Onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, vastgestelde bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel en de dienaangaande aan de betrokkene opgelegde betalingsverplichting (€ 31.444,-) vernietigd, en aan de betrokkene de verplichting opgelegd om een bedrag van € 15.722,- aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Middel

Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep van 10 januari 2011 aangevoerd dat de betrokkene 36 kilo natte hennep als oogsthoeveelheid van 546 planten aan betrokkene 1 heeft verkocht voor € 500,- per kilo en dat dus de (bruto) opbrengst € 18.000,- is geweest. Anders dan in eerste aanleg is op de terechtzitting in hoger beroep aan dit standpunt niet slechts de enkele verklaring van de betrokkene ten grondslag gelegd, maar is ter nadere onderbouwing tevens gewezen op de in het strafdossier gevoegde "telefoontaps" en op het vonnis van de Rechtbank in de hoofdzaak, waarin is overwogen dat de betrokkene de hennep na het knippen in een huurauto heeft weggebracht en afgeleverd. Daaruit zou blijken dat de hennep door de betrokkene in natte toestand is verkocht aan de afnemers, nu de droogtijd van hennep rond de 14 dagen ligt.

Van dit uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging is het Hof afgeweken. Niet heeft het Hof daarbij in het bijzonder de redenen opgegeven die tot de afwijking van dat standpunt hebben geleid.

Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd een beslissing te geven op een voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het horen van getuigen.

Beoordeling Hoge Raad

In onderhavige kwestie is een verzoek gedaan als bedoeld in art. 328 in verbinding met art. 331 en art. 415 Sv - welk verzoek moet worden verstaan te zijn gedaan onder de voorwaarde dat het Hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel het uitgangspunt van de Rechtbank volgt dat sprake is geweest van de verkoop van droge hennep tegen een prijs die hoger is dan € 500,- per kilogram - en dat de aan dit verzoek verbonden voorwaarde is vervuld, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist.

Noch het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep noch het bestreden arrest houdt een beslissing van het Hof in op het door de raadsvrouwe gedane verzoek. Dat verzuim heeft ingevolge het hier toepasselijke art. 330 Sv nietigheid tot gevolg.

Het middel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^