Nu in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat een p-v van de tz. van de Rb. niet is opgemaakt kan niet worden vastgesteld of de dag van de uitspraak op die tz. is bekendgemaakt
/Hoge Raad 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:37
Feiten
De betrokkene is bij arrest van 9 augustus 2011 door het Gerechtshof te Amsterdam op de voet van art. 511g, tweede lid, Sv in verbinding met art. 408, eerste lid, Sv niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2010, waarbij aan hem de verplichting is opgelegd om ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van € 10.575,- aan de Staat te betalen.
Namens de betrokkene heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
Middel
Het middel klaagt dat de beslissing van het Hof tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in zijn hoger beroep ontoereikend is gemotiveerd, nu het Hof ten onrechte uit de door de Advocaat-Generaal bij het Hof ter terechtzitting in hoger beroep van 9 augustus 2011 overgelegde - op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 juli 2010 betrekking hebbende - zittingslijst heeft afgeleid dat de op die zittingslijst met de hand geschreven uitspraakdatum ook op de terechtzitting van 14 juli 2010 aan de raadsman van de betrokkene zou zijn medegedeeld.
Beoordeling Hoge Raad
Nu in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat een proces-verbaal van de terechtzitting van de Rechtbank van 14 juli 2010 niet is opgemaakt, kan niet worden vastgesteld of de dag van de uitspraak op de terechtzitting van 14 juli 2010 is bekendgemaakt. Het proces-verbaal van de terechtzitting is in beginsel de enige kenbron voor de ter terechtzitting in acht genomen vormen (vgl. HR 22 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1993). Anders dan het Hof heeft geoordeeld kan die bekendmaking niet worden afgeleid uit de aantekeningen op de door de Advocaat-Generaal bij het Hof overgelegde zittingslijst van de terechtzitting van de Rechtbank van 14 juli 2010. Het oordeel van het Hof dat binnen 14 dagen na de uitspraak van de Rechtbank door de betrokkene hoger beroep had moeten worden ingesteld, is ontoereikend gemotiveerd.
Het middel is gegrond.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Lees hier de volledige uitspraak.