NVWA doet inval bij adviesbureau meststoffen verdacht van betrokkenheid bij mestfraude

De Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft maandag 19 november doorzoekingen uitgevoerd op 10 locaties in een onderzoek naar mestfraude. Het onderzoek richt zich op een adviesbureau voor de veehouderijbranche dat er van wordt verdacht een faciliterende rol te spelen bij mestfraude. Bij de actie zijn naast het adviesbureau ook nog 9 woningen en bedrijfsgebouwen doorzocht.

In totaal hebben 140 mensen deelgenomen aan de actie waarbij assistentie is verleend door politie, FIOD, IL&T en Inspectie SZW. De actie heeft maanden voorbereidingstijd in beslag genomen. Het onderzoek staat onder gezag van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie.

Mestwetgeving

Te veel mest op landbouwgrond is schadelijk voor het milieu en de biodiversiteit. Daarom zijn er regels opgesteld voor de productie van mest en het gebruik van mest op grond. Vanaf 2006 is in Nederland het stelsel van 'gebruiksnormen' van toepassing. Bij dit stelsel is het gebruik van (dierlijke)meststoffen op landbouwgrond gelimiteerd. De NVWA controleert de gebruiksnormen door landbouwbedrijven fysiek te bezoeken waarbij wordt nagegaan of de meststoffenadministratie klopt.

De NVWA constateert bij het toezicht en de controle op de mestwetgeving regelmatig onjuistheden en overtredingen. Dat levert overschrijding van de gebruiksnormen op. Om dit te verdoezelen en zo bestraffing via bestuurlijke boetes te ontlopen worden frauduleuze constructies toegepast, onder andere het plegen van valsheid in geschrifte.

Verdachten worden verdacht van betrokkenheid bij dergelijke constructies. Door het handelen van de verdachte(n) wordt het stelsel voor bescherming van water- en natuurkwaliteit ondermijnd. Maatschappelijke gevolgen zijn dat waterleidingbedrijven hoge kosten hebben om het water te zuiveren of gedwongen zijn waterpunten te sluiten. Daarnaast leidt het mestoverschot tot verzuring en vermesting van de Nederlandse natuur.

Achtergrond

Veehouders moeten in hun mestboekhouding bijhouden wat de hoeveelheid en de samenstelling van de aan- en afgevoerde mest is. Zo is altijd bekend waar de mest vandaan komt en naar toe gaat en kunnen zij aantonen dat er niet te veel mest op hun land wordt uitgereden. Dit om te voorkomen dat er te veel mineralen in de grond terecht komen, die zouden kunnen uitspoelen naar het grondwater.

Agrarische ondernemers zijn zelf verantwoordelijk voor hun mestboekhouding, ook als zij het beheer en de verzorging van de mestboekhouding uitbesteden aan adviesbureaus. 1 van de grotere adviesbureaus op dit gebied is de hoofdverdachte in het onderzoek van de NVWA. Zijn klantenbestand bestaat onder meer uit veehouders, intermediaire ondernemingen en transportondernemingen. Het adviesbureau wordt er van verdacht frauduleuze constructies te bedenken en uit te dragen waardoor de indruk wordt gewekt dat zijn klanten hun mestboekhouding op orde hebben, terwijl dit niet het geval is. Het vermoeden bestaat dat de verdachte hierbij een (mede-)initiërende en faciliterende rol heeft.

De veehouders zelf behalen met deze werkwijze een groot financieel voordeel. Men bespaart op kosten door het niet afvoeren c.q. fictief afvoeren van mest en door het ontlopen van kosten van aanschaf of het leasen van extra dierrechten. Door het onderzoek op het verdachte adviesbureau te richten wordt mogelijk een belangrijke schakel uit de keten gehaald.

De NVWA-IOD richt zich bij haar aanpak van fraude steeds meer op faciliteerders. Zij spelen door hun kennis en diensten vaak een cruciale en moeilijk te vervangen rol bij het plegen van fraude. Door faciliteerders aan te pakken kan dit fraudeurs frustreren.

Bron: NVWA


Print Friendly and PDF ^