OM niet-ontvankelijk vanwege schending van het vertrouwensbeginsel in ontnemingszaak
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 maart 2015, parketnummer 21-002909-13 (niet-gepubliceerd) In deze zaak was zowel tegen de uitspraak in de strafzaak als de ontnemingszaak door het OM in appèl gegaan, maar met de intrekking van het appèl in de strafzaak (of het verzenden van de aanzegging) was iets misgegaan, waardoor verdachte erop mocht vertrouwen dat de zaak was geëindigd. Het hof verklaard het OM niet-ontvankelijk.
Procesverloop
Op 22 januari 2013 is door de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen in een strafzaak en bijbehorende ontnemingszaak, beiden onder parketnummer 16-650333-12.
In het dossier bevindt zich een akte rechtsmiddel d.d. 29 janauri 2013 met parketnummer 16-650333-12 en daarachter de toevoeging "(de ontneming)". Uit het dossier blijkt niet dat deze akte is toegestuurd aan de verdediging.
In het dossier bevindt zich voorts een akte rechtsmiddel d.d. 7 febrauri 2013 met parketnummer 16-650333-12, met daarop een handgeschreven aantekening "foutief ingesteld alleen ontneming in appel". Uit het dossier blijkt niet dat deze akte is toegestuurd aan de verdediging.
In het dossier bevindt zich verder een appelschriftuur ex artikel 410 Sv d.d. 7 februari 2013. Ter terechtzitting van het hof van 19 augustus 2014 heeft de raadsman verklaard dat de verdediging deze appelschriftuur niet heeft ontvangen. Verdachte heeft van het parket Midden-Nederland een ontvangen bericht "aanzegging hoger beroep" d.d. 7 februari 2013 met daarop vermeld parketnummer 16-650333-12 en een bericht "intrekking hoger beroep" d.d. 11 februari 2013 met daarop ook het parketnummer. Op beide brieven staat niet vermeld of het de strafzaak of de ontnemingszaak betreft. Verder staat op beide brieven onderaan de bladzijde "afschrift aan raadsman:", maar iet ingevuld is dat een afschrift aan de raadsman is uitgegaan. Zowel de brief met aanzegging in hoger beroep als de brief met een bericht tot intrekking hoger beroep zijn ondertekend door 'de officier van justitie'. Weliswaar is later gebleken dat beide brieven niet door een officier van jusititie zijn ondertekend maar door een administratief medewekster van het parket, maar dat was voor de verdachte niet kenbaar.
Preliminair verweer
De kwestie is ter terechtzitting van het hof van 19 augustus 2014 door de raadsman bij wijze van preliminair verweer aan de orde gesteld, hetgeen ertoe heeft geleid dat door het hof aan de advocaat-generaal is verzocht om voorafgaand aan de nadere zitting na te gaan of een aanzegging hoger beroep in de ontnemingszaak is uitgegaan naar de verdachte. Op 25 november 2014 heeft de volgende zitting plaatsgevonden. Deze werd op verzoek van de verdediging aangehouden, maar toen lag er nog geen antwoord van de AG op de door het hof gestelde vraag. Op 3 maart 2015 is door het OM een pv van bevindingen opgemaakt waarin inzicht is gegeven in de gang van zaken, maar waarbij niet het gevraagde stuk boven tafel is gekomen. De verzochte aanzegging hoger beroep in de ontnemingszaak kon niet aangeleverd worden.
Oordeel hof
Tot op heden is er zijdens het OM geen specifieke aanzegging hoger beroep aan de verdachte met betrekking tot de ontnemingszaam overgelegd. Verdachte heeft, naar het hof als vaststaand aanneemt, dus alleen twee brieven ontvangen van het OM: een aanzegging hoger beroep en een intrekking hoger beroep, met daarop voornoemd parketnummer dat betrekking had op zowel de strafzaak als de ontnemingszaak, zonder specificering of deze brieven betrekking hadden op de strafzaak dan wel de ontnemingszaak of zowel de strafzaak als de ontnemingszaak. Het hof is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat verdachte op basis van de verkregen informatie erop mocht vertrouwen dat het door het OM ingestelde hoger beroep in de ontnemingszaak was ingetrokken. Gelet daarop heeft het hof het OM niet-ontvankelijk verklaard.
Lees hier de volledige uitspraak.
Met dank aan Rutger van Veen (Advocatenkantoor Van Veen te Utrecht) voor het inzenden van deze uitspraak.