OM niet-ontvankelijk wegens overschrijding redelijke termijn
/Rechtbank Amsterdam 25 mei 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:3498 De verdediging heeft zich in casu op het standpunt gesteld dat het OM niet-ontvankelijk verklaard dient te worden vanwege de exorbitante overschrijding van de redelijke termijn, nu deze negatieve gevolgen kan hebben voor de verdachte, aangezien nog getuigen moeten worden gehoord.
Het betreft een vertraging in de behandeling van de zaak waarvan de verdediging op geen enkele wijze enig verwijt is te maken. De vertraging komt volledig voor rekening van het OM. Voorts is thans nog geen enkel zicht op een inhoudelijke behandeling zodat elke dag een voortzetting van de schending van de redelijke termijn betekent.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het is voor een ieder duidelijk dat deze zaak veel te lang is blijven stilliggen, hetgeen voor 99,9 % te wijten is aan het Openbaar Ministerie.
In haar arrest uit 2008 heeft de Hoge Raad bepaald dat overschrijding van een redelijke termijn, zoals hier het geval is, nimmer kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.
Daarom vordert de officier van justitie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard op grond van het ontbreken van maatschappelijk belang bij voortzetting ervan.
De oorspronkelijke tenlastelegging was aanmerkelijk ruimer dan wat er na de vorige zitting van is overgebleven. Enkel de feiten uit zaak B2 blijven over.
De belangen van de slachtoffers zijn hierdoor ook in omvang afgenomen.
Door het tijdverloop zou er van de op te leggen straf waarschijnlijk niet veel overblijven.
Het maatschappelijk belang om hiervoor nog getuigen uit Italië en Spanje te laten overkomen weegt niet op tegen de werkdruk die dit voor rechters, OM en advocaten zou kosten.
Alles afwegend ziet de officier van justitie geen belang de behandeling van de zaak voort te zetten.
Oordeel rechtbank
De rechtbank gaat uit van het volgende tijdverloop:
- Uitvaardiging Europees Aanhoudingsbevel (EAB) : 28 maart 2007
- Aanhouding verdachte in Bologna : 10 april 2007
- Afwijzing overleveringsverzoek : 5 juni 2007
- Toewijzing overleveringsverzoek : 30 november 2007
- Verwerping cassatieberoep : 14 januari 2008
- Overbrenging naar Nederland en
- inverzekeringstelling : 26 maart 2008
- Bevel tot bewaring : 28 maart 2008
- Bevel gevangenhouding : 11 april 2008
- Verlenging gevangenhouding. : 10 juni 2008
- Zitting 4 juli 2008
- Pro formazitting: wachten nog op resultaat gezichtsvergelijkend onderzoek uit Duitsland.
- Rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, aangezien voor de ten laste gelegde feiten geen, althans onvoldoende ernstige bezwaren bestaan. De behandeling van de zaak wordt aangehouden tot 17 juli 2008.
- 4 juli 2008: verhoor getuige 1 door rechter-commissaris
- Zitting 17 juli 2008.
- Ambtshalve beslist de rechtbank dat de getuige 1 nader ter terechtzitting dient te worden gehoord.
- De zaak wordt voor onbepaalde tijd aangehouden.
- Zitting 16 januari 2013 niet doorgegaan
- Zitting 29 augustus 2013 niet doorgegaan
- Zitting 10 juli 2014
- Oproeping nietig, nu verdachte niet op het bij justitie bekende adres in Italië is opgeroepen.
- Zitting 27 mei 2015 (regiezitting).
De rechtbank gaat uit van de aanvang van de redelijke termijn op 10 april 2007, de dag dat verdachte in Bologna is aangehouden naar aanleiding van een Europees Aanhoudingsbevel. Nadat op 4 juli 2008 getuigen bij de Rechter-Commissaris zijn gehoord, heeft de rechtbank ter terechtzitting op 17 juli 2008 onder meer beslist dat nog twee getuigen, getuige 1 en getuige 2, gehoord dienen te worden. Vervolgens is verdachte opgeroepen voor zittingen in januari en augustus 2013, maar beide zittingen zijn op verzoek van het OM niet doorgegaan. Verdachte wordt dan voor de zitting van 10 juli 2014 opgeroepen, echter de rechtbank oordeelt dat de verdachte daarvoor niet juist is opgeroepen zodat de oproeping nietig is verklaard. De oproep voor de zitting van 27 mei 2015 betreft een zogenoemde regiezitting. Als einddatum voor de in artikel 6 EVRM verwoorde redelijke termijn geldt laatstgenoemde datum. Totaal een behandelduur van 8 jaar en 6 weken.
Dat betekent dat de zaak tussen 17 juli 2008 en 10 juli 2014 bijna 6 jaar heeft stil gelegen en dat na de nietige oproeping voor de zitting van 10 juli 2014 tot de laatste zittingsdag, 27 mei 2015, wederom een periode van tien maanden inactiviteit zit.
De rechtbank constateert dat de verdediging ter zake bovengenoemd tijdverloop geen blaam treft.
Volgens opdracht van de rechtbank van 17 juli 2008 dient dus nog de getuige 1, wonende in Spanje, te worden opgeroepen teneinde ter terechtzitting te worden gehoord, inmiddels tien jaar na de ten laste gelegde feiten. Dit tijdsverloop heeft gevolgen in negatieve zin voor de deugdelijkheid en de grondigheid van de ondervraging van de getuige. Ook heeft het tijdsverloop gevolgen in negatieve zin voor de mogelijkheid dat verhoor naar behoren te waarderen. Verdediging, OM en rechtbank worden zodanig belemmerd in hun zoektocht naar de feiten en de mogelijkheid die op deugdelijke wijze te waarderen dat de beginselen van een behoorlijke procesorde door het tijdverloop wezenlijk en irreparabel geschonden zijn.
Dit alles leidt tot de conclusie dat deze zaak anders is dan andere zaken waarin gerechtelijke molens traag malen en het niet slechts gaat om een overschrijding van de redelijke termijn die zich door strafvermindering kan laten compenseren. De overschrijding van de redelijk termijn is zodanig dat de beginselen van een behoorlijke procesorde wezenlijk zijn geschonden doordat de waarheidsvinding, de basis van ieder strafvorderlijk optreden, in het gedrang is gekomen.
De rechtbank neemt bij deze beslissing mede in overweging dat de officier van justitie zelf tot niet-ontvankelijkheid heeft gerekwireerd, zij het op andere gronden.
Lees hier de volledige uitspraak.
zie ook
Rechtbank Amsterdam 25 mei 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:3862
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2015:3862