Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor sturen dreigbrief aan kantonrechter door “klokkenluider”
/Gerechtshof Amsterdam 19 oktober 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4376 Mede gelet op de rapportages kunnen de gedragingen de verdachte, die al jarenlang een gevecht als “klokkenluider” tegen de overheid voert, hem slechts in verminderde mate worden toegerekend. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte geen redelijke weerstand heeft kunnen bieden aan de door hem gestelde psychische drang.
Vrijspraak?
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging op de grond dat bij de verdachte het opzet ontbrak om kantonrechter (slachtoffer) vrees aan te jagen. Het was een wanhoopsdaad van de verdachte om met de overheid, die al zoveel jaren niet naar hem wilde luisteren en hem dwarsboomde, in contact te komen. De brief van de verdachte is een onsamenhangende brij van woorden, een onbeheerste uiting van woede en onmacht van de verdachte was jegens “de overheid” in het algemeen. De dreigementen waren derhalve niet gericht tegen de persoon van [slachtoffer]. Laatstgenoemde heeft daarom aan deze brief niet de redelijke vrees kunnen ontlenen dat hij het leven zou verliezen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
In dit geval zijn de bewezenverklaarde bewoordingen van de brief van de verdachte van dien aard dat bij [slachtoffer] zonder meer de vrees kon ontstaan dat de verdachte hem naar het leven stond en uitvoering zou worden geven aan hetgeen werd aangekondigd. De onheilspellende inhoud van de brief werd kracht bijgezet doordat het verstekvonnis, dat de woede van de verdachte had opgewekt, in stukken gescheurd was bijgevoegd. Daarbij komt dat [slachtoffer] (naar mag worden aangenomen: ambtshalve) bekend was met de verdachte en dat bij de rechtbank [gemeente naam 1] – niet zonder grond – de mare ging dat de verdachte ‘Afghanistan-veteraan’ is, zodat verondersteld mocht worden dat hij vuurwapens kan hanteren.
Dat jarenlange opgebouwde frustratie bij de verdachte jegens de overheid debet is geweest aan zijn handelen, doet aan het bedreigende karakter ervan bepaald niet af.
De omstandigheid dat de verdachte met zijn schrijven de verderstrekkende bedoeling heeft gehad om met de overheid in gesprek te komen, laat onverlet dat hij de brief willens en wetens heeft geschreven en bezorgd en dat het niet anders kan dat hij zich daarbij van de dreiging die van de brief (noodzakelijker-wijs of waarschijnlijk) zou uitgaan, bewust is geweest. Bewezen kan dan ook worden dat de verdachte het opzet heeft gehad op de bedreiging van [slachtoffer].
Het verweer wordt mitsdien in beide onderdelen verworpen.
Psychische overmacht
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte niet strafbaar is voor het ten laste gelegde feit op de grond dat sprake is van psychische overmacht. Hij heeft verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe is gesteld dat bij de verdachte, die voorafgaand aan het plegen van het onderhavige feit als klokkenluider al jarenlang een gevecht tegen de overheid voerde, sprake was van een latent aanwezige psychische druk, waarheidsvervorming, angststoornissen en mogelijk een posttraumatische stress-stoornis. De ontvangst van het door de kantonrechter gewezen verstekvonnis is een van buiten komende omstandigheid geweest, waartegen hij zich niet heeft kunnen beheersen, aldus de raadsman.
Het hof stelt voorop dat voor aanvaarding van een beroep op psychische overmacht moet sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden.
In dit geval geldt dat de psychische druk die de verdachte – naar is aangevoerd – naar aanleiding van de betekening van het gewraakte verstekvonnis ervoer, niet los gezien kan worden van de eigen persoonlijkheid van de verdachte. Dit volgt uit de na te melden inhoud van de rapporten van gedragskundigen, maar ook al uit de stellingen van de raadsman. Van een van buiten komende drang kan dan ook niet worden gesproken, reden waarom het verweer wordt verworpen.
Strafoplegging
Verdachte wordt veroordeeld de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 dagen.
Lees hier de volledige uitspraak.