Ook derden met afgeleid belang kunnen belanghebbenden zijn in bestuursrechtelijke procedure

Centrale Raad van Beroep 5 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:655 en ECLI:NL:CRVB:2019:669

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft uitspraak gedaan in twee zaken waarin de vraag speelt hoe het belanghebbende-begrip van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden uitgelegd in zaken binnen het sociaal domein. Over deze problematiek vroeg de presidentvan de CRvB vorig jaar een conclusie aan raadsheer advocaat-generaalWiddershoven. In overeenstemming met deze conclusie komt de grote kamervan de CRvB tot het oordeel dat de appellanten in de voorliggende zaken moeten worden beschouwd als belanghebbende en dat zij de besluiten in hun zaken bij de bestuursrechter kunnen aanvechten.

De geschillen

In de eerste zaak kwam een zorgcentrum op tegen een aan een van haar cliënten gericht besluit waarin deze cliënte was meegedeeld dat zij vanaf een bepaald moment met haar persoonsgebonden budget (pgb) geen zorg meer mocht inkopen bij dat zorgcentrum, omdat de daar verleende zorg van onvoldoende kwaliteit zou zijn. Het bestuur dat het besluit had genomen, vond dat het zorgcentrum geen belanghebbendewas bij dat besluit.

In de tweede zaak kwam een garantsteller op tegen de toekenning van een WIA-uitkering aan een werkneemster die werkzaam was geweest bij een inmiddels failliet verklaarde werkgever. Volgens het Uwv kon de garantsteller niet als belanghebbendebij het uitkeringsbesluit worden aangemerkt.

Belanghebbende in sociaal domein

Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang dat de betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen. Dat belang moet rechtstreeks bij het desbetreffende besluit zijn betrokken. Het enkele feit dat sprake is van een contractuele relatie tussen degene tot wie een besluit is gericht en een derde, betekent niet dat het belang van die derde bij dat besluit alleen al daarom als een afgeleid belang moet worden aangemerkt. Onderzocht moet worden of die derde los van die contractuele relatie ook een zelfstandig eigen belang heeft bij dat besluit.

In de eerste zaak stelt de CRvB vast dat de voorwaarde dat het pgb niet mag worden besteed bij het zorgcentrum voor dat zorgcentrum directe financiële gevolgen heeft, die niet uitsluitend voortvloeien uit de contractuele relatie die zij met deze cliënte heeft. Aannemelijk is dat zij door dat besluit wordt geraakt in haar vermogenspositie. Zij is daarom bij dat besluit belanghebbende.

Voor de tweede zaak geldt dat de verplichting voor de garantsteller om de WIA-uitkering aan het Uwv te betalen niet alleen voortvloeit uit de garantstellingsovereenkomst tussen de (failliete) werkgever en de garantsteller, maar ook direct uit de Wet WIA zelf. Daarom heeft de garantsteller een zelfstandig eigen belang bij het uitkeringsbesluit en had hij door het Uwv wel als belanghebbendemoeten worden aangemerkt.

Het in deze zaken gegeven oordeel is een eindoordeel. Naar aanleiding van deze uitspraken moeten nieuwe besluiten worden genomen, waarbij het zorgcentrum en de garantsteller als belanghebbende aan de procedure kunnen deelnemen en hun standpunten over de inhoud van de zaak kunnen kenbaar maken. Tegen die besluiten kan dan direct bij de CRvB beroep worden ingesteld.

Lees hier de volledige uitspraken:

Print Friendly and PDF ^