HR: oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr) dient te worden gemotiveerd
/Hoge Raad 3 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:4
Het Hof heeft de verdachte wegens belaging veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis.
Het dictum van de bestreden uitspraak houdt voorts, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: [a-straat] te Breukelen. (...)
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] 1977."
Het Hof heeft de oplegging van de straf en maatregel als volgt gemotiveerd:
"Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Aan verdachte zal een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, teneinde verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Naar het oordeel van het hof kan daarbij niet worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, zoals door de politierechter is opgelegd. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, en oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uur, passend en geboden is."
Middel
Het middel klaagt over de oplegging van maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid (vrijheidsbeperkende maatregelen).
Beoordeling Hoge Raad
Mede in aanmerking genomen dat de vrijheidsbeperkende maatregel ingevolge art. 38v, eerste lid onder 1° of 2°, Sr slechts kan worden opgelegd indien dit strekt tot de beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van het - opnieuw - begaan van strafbare feiten, diende het Hof te motiveren waarom het de vrijheidsbeperkende maatregelen heeft bevolen.
Nu elke motivering van de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ontbreekt, is het middel terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.