Opzetheling registratietag: wist verdachte "ten tijde van" voorhanden krijgen van registratietag dat het een door misdrijf verkregen goed betrof?

Hoge Raad 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:723

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden wegens opzetheling (feit 1), opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod (feit 3) en om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit (feit 4).

Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:

"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte overeenkomstig zijn in het dossier gevoegde pleitnota ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat de persoon op de camerabeelden onvoldoende zichtbaar is om te kunnen worden herkend en dat de herkenning van de verdachte door de verbalisant onbetrouwbaar is. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de beelden geen tijdsaanduiding hebben, zodat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte om 02:00 uur 's nachts op de beelden is te zien. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de gestolen sleutel voorhanden heeft gehad en daarmee de centrale deur heeft geopend.

Het hof overweegt hiertoe als volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof de camerabeelden bekeken. Het hof heeft waargenomen dat de persoon die op de beelden is te zien een sterke gelijkenis vertoond met de verdachte als het gaat om de vorm van het hoofd, het postuur en het kapsel van de verdachte, die ter terechtzitting is verschenen. Tevens is het beeldmateriaal aan te merken als scherp en van goede kwaliteit. De verbalisant heeft in zijn hoedanigheid van wijkagent meermalen contact gehad met de verdachte en herkent de verdachte direct op de bewegende beelden. Gezien het vorenstaande heeft het hof geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door de verbalisant.

Ten aanzien van het ontbreken van de tijdsaanduiding op de camerabeelden overweegt het hof dat er geen reden is te twijfelen aan de verklaring van de huismeester tegenover de politie inhoudende dat op 26 juli 2016 omstreeks 02:00 uur blijkens de camerabeelden een persoon het appartementencomplex heeft betreden met een gestolen registratietag.

Met betrekking tot hetgeen meer subsidiair is betoogd overweegt het hof dat het standpunt dat mogelijk iemand anders dan de verdachte de gestolen sleutel voorhanden heeft gehad en de deur open heeft gemaakt onvoldoende is onderbouwd, waarbij wordt overwogen dat de verdachte ten aanzien van dit punt niets heeft verklaard."

Middel

Het middel klaagt over de motivering van het onder 1 bewezenverklaarde, in het bijzonder over het onderdeel dat de verdachte "ten tijde van" het voorhanden krijgen wist dat de registratietag een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling Hoge Raad

Het Hof heeft blijkens zijn bewijsvoering onder meer vastgesteld dat de verdachte op 26 juli 2016 omstreeks 02.00 uur het appartementencomplex A, gelegen aan het a-straat en de b-straat te woonplaats, heeft betreden met een gestolen registratietag. Het Hof heeft voorts overwogen dat de verdachte niets heeft verklaard over de door de raadsman naar voren gebrachte mogelijkheid dat iemand anders dan de verdachte de gestolen sleutel voorhanden heeft gehad en daarmee de deur heeft opengemaakt. Daarin ligt als oordeel van het Hof besloten dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van de registratietag en dat het Hof daaraan de gevolgtrekking heeft verbonden dat de verdachte ook "ten tijde van" het voorhanden krijgen van de registratietag wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Gelet hierop is de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd (vgl. HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97).

Het middel faalt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^