OVAR: ten laste gelegde kan weliswaar bewezen worden verklaard, maar niet als witwassen worden gekwalificeerd en levert geen strafbaar feit op
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8157
Procesgang
De rechtbank Leeuwarden heeft verdachte op 13 juli 2010 vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en veroordeeld voor het onder 4 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift meermalen gepleegd en het onder 5 ten laste gelegde gewoontewitwassen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Verdachte heeft tegen voornoemd vonnis - beperkt tot de veroordeling terzake van de feiten 4 en 5 - hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Leeuwarden heeft, met vernietiging van het vonnis van de rechtbank, het onder 4 en 5 ten laste gelegde bij arrest van 14 juli 2012 bewezen verklaard en verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft het hof de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld gelast.
Namens verdachte is op 21 juni 2012 beroep in cassatie ingesteld tegen voornoemd arrest.
De Hoge Raad heeft op 7 januari 2014 het arrest van het hof vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen terzake van het onder 5 ten laste gelegde gewoontewitwassen en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak daartoe teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en het beroep voor het overige verworpen.
Beoordeling hof
Aan verdachte is – voor zover voor dit hoger beroep van belang – onder feit 5 ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2007 tot en met 2 december 2009 te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen een voorwerp, te weten telkens een hoeveelheid geld van in totaal ongeveer € 401.434,- verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld van in totaal ongeveer € 401.434,- gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Overwegingen ten aanzien van feit 5
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij verschillende keren ten behoeve van de bouwlocatie bedragen heeft klaargezet om deze door de Rabobank, nadat deze de gelden van het bouwdepot daarvoor had vrijgegeven, te doen overmaken op de bankrekening van het bedrijf van naam. De Rabobank heeft deze gelden vrijgegeven op basis van de door verdachte aan de Rabobank geleverde facturen. Uit de bewezenverklaring van feit 4 volgt dat het hier om valse facturen gaat.
Naar het oordeel van het hof is aldus sprake van het overdragen van geld waarvan verdachte wist dat het van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft de Rabobank opdracht gegeven de gelden uit het bouwdepot te voldoen en over te maken naar de bankrekening van het bedrijf van naam.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte in strafrechtelijk relevante zin betrokken is geweest bij meer of andere gedragingen met betrekking tot van valsheid in geschrift afkomstige geldbedragen. In het bijzonder betreft dit de overmakingen vanuit het bedrijf nu niet blijkt dat verdachte juridisch verantwoordelijk was voor die overmakingen en hij zelf heeft verklaard dat hij geen betrokkenheid bij die overmakingen heeft gehad en enig ander bewijs ontbreekt.
Bewezenverklaring
Het hof acht onder feit 5 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2007 tot en met 2 december 2009 te [plaats] van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, meermalen een voorwerp, te weten telkens een hoeveelheid geld, overgedragen , terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Strafbaarheid
Verdachte heeft de Rabobank opdracht gegeven de gelden uit het bouwdepot te voldoen en over te maken naar de bankrekening van het bedrijf van naam. De gelden zijn - nadat verdachte de valse facturen daartoe vervolgens aan de Rabobank had aangeboden - uit het bouwdepot voldaan, zonder dat verdachte nog enige (andere) handeling - in het bijzonder gericht op het verhullen of verbergen van de criminele herkomst van de gelden - heeft verricht. Het witwassen is daarmee zo nauw verbonden met de door verdachte gepleegde valsheid in geschrift, dat moet worden vastgesteld dat het overdragen van de van misdrijf (valsheid in geschrift) afkomstige voorwerpen plaatsvindt onder zodanige omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden krijgt, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen.
Het bewezen verklaarde kan hierom niet als witwassen worden gekwalificeerd en levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Lees hier de volledige uitspraak.