Overtreding van artikel 2:55, lid 1 Wet op het financieel toezicht
/Rechtbank Gelderland 10 december 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:7679
Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2007 tot en met 15 september 2008, te Ugchelen, gemeente Apeldoorn, en/of elders in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk zonder een daartoe door de [bedrijf 1] verleende vergunning (een) beleggingsobject(en), te weten participaties (in de vorm van [bedrijf 2] [bedrijf 2]) in onroerend goed op de Dominicaanse Republiek (onder de naam [bedrijf 3]), heeft/hebben aangeboden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Het bewezenverklaarde levert op medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:55, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, terwijl dit feit opzettelijk wordt begaan, meermalen gepleegd.
De rechtbank neemt in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte de Wet op het financieel toezicht heeft overtreden. Verdachte bood samen met een mededader beleggingsproducten aan zonder dat zij daarvoor over een vergunning van de bedrijf 1 beschikten. Ondanks aanwijzingen van de bedrijf 1 dat een vergunning was vereist zijn verdachte en diens mededader door blijven gaan met het aanbieden van het product. Door op deze wijze te handelen hebben verdachte en diens mededaders de integriteit van het financiële en economische verkeer en het vertrouwen dat spelers op de financiële markt in elkaar moeten kunnen hebben, in ernstige mate geschaad.
De officier van justitie heeft in haar eis geen splitsing aangebracht tussen de onderhavige strafzaak en de zaak met parketnummer 06/922752-09. De rechtbank heeft evenwel op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht bij het bepalen van een straf rekening gehouden met de straf die de verdachte bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Gelderland van 10 december 2014 in de zaak met parketnummer 06/922752-09 is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden. De rechtbank acht het, gelet op die straf, aangewezen verdachte geen straf of maatregel op te leggen voor het in deze zaak bewezen verklaarde feit.
Lees hier de volledige uitspraak.
Zie de gelijkluidende uitspraak: