Pluimveehoudend echtpaar en hun bedrijf krijgen taakstraf en boete wegens het houden van kippen zonder de benodigde pluimveerechten
/Rechtbank Overijssel 25 juni 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2168 en ECLI:NL:RBOVE:2018:2171
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat per 25 maart 2008 verdacht bedrijf 2 (verder te noemen: de Holding) enig aandeelhouder en bestuurder is van verdachte. Medeverdachte mevr. medeverdachte 1 is enig aandeelhouder en bestuurder van de Holding. De echtgenoot van medeverdachte 1, medeverdachte 2, verricht werkzaamheden voor verdachte.
Verdachte houdt zich bezig met het mesten van vleeskuikens.
Voor het houden van pluimvee moet een bedrijf volgens de Meststoffenwet in het bezit zijn van pluimveerechten. Vanaf 2006 wordt een pluimveerecht uitgedrukt in pluimvee-eenheden (PE).
Voor het houden van gemiddeld één vleeskuiken is 0,48 PE nodig.
Verdachte heeft in 2013 gemiddeld 127.047 vleeskuikens aanwezig gehad en had daarvoor 60.982 PE nodig.
In 2014 heeft verdachte 123.129 vleeskuikens aanwezig gehad en had daarvoor 59.101 PE nodig.
In 2015 heeft verdachte 127.087 vleeskuikens aanwezig gehad en had daarvoor 61.001 PE nodig.
Uit het bedrijfsoverzicht van verdachte is gebleken dat zij in de jaren 2013, 2014 en 2015 geen enkel PE-recht bezat.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de inhoud van het dossier en de daarin opgenomen verklaringen en stukken gevorderd dat het sub 1, sub 2 en sub 3 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het standpunt van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de wettelijk vertegenwoordiger van verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
- Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 20, eerste lid, van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan.
Strafoplegging
De B.V en de Holding B.V krijgen beide een voorwaardelijke boete opgelegd van 45.000 euro, met een proeftijd van 2 jaar. De Holding B.V. moet aan de Staat ruim 106.000 euro betalen. Dat is het bedrag dat het bedrijf onterecht uitspaarde doordat het geen pluimveerechten had gekocht.
Lees hier de volledige uitspraken:
- Rechtbank Overijssel 25 juni 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2168
- Rechtbank Overijssel 25 juni 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:2171