Politierechter niet ervan bewust dat strafblad nooit kan dienen als wettig bewijsmiddel
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 januari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:119
In de bewijsoverwegingen van de politierechter schrapt het hof de passage “Het strafblad van verdachte kan niet als bewijsmiddel worden gebruikt, maar werkt wel mee voor de overtuiging dat verdachte zich aan winkeldiefstal heeft schuldig gemaakt.”
Nog daargelaten de vraag naar de verenigbaarheid van deze overweging met de in art. 6 EVRM vervatte onschuldspresumptie en daargelaten de redengevendheid van de - overigens niet in het vonnis opgenomen - inhoud van het strafblad van de verdachte voor het bewijs van de in de onderhavige zaak ten laste gelegde diefstal, overweegt het hof dat de hiervoor bedoelde passage in de bewijsoverwegingen van de politierechter zich niet verhoudt met het bepaalde in art. 338 Sv.
Ingevolge laatstgenoemde bepaling kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen.
De overweging van de politierechter - enerzijds inhoudende dat het strafblad niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, maar anderzijds inhoudende dat de rechterlijke overtuiging wel op dat strafblad wordt gebaseerd - is daarmee in strijd.
Lees hier de volledige uitspraak.