‘Privacy en veiligheid: een oneindig labyrinth?’
/Privacy en veiligheid houden de steeds meer gemoederen bezig. Het onderwerp heeft de laatste jaren verder aan belang(stelling) gewonnen. De publieke opinie laat daarbij geen consistente houding zien. Enerzijds lijkt de roep om ‘meer veiligheid’- mede in het licht van internationale ontwikkelingen - sterker te worden. Dat dit onvermijdelijk leidt tot een verdergaande inbreuk op de privacy van overheidswege, lijkt men daarbij voor lief te nemen. Anderzijds brengen bijvoorbeeld de afluisterpraktijken van de Amerikaanse Inlichtingendienst en - meer recent - de onzorgvuldige wijze waarop de Nederlandse Zorgautoriteit met gevoelige gegevens omgaat, een golf van kritiek teweeg.
Aan de overheid is de schone taak om deze - op het oog paradoxale - wensen met elkaar te verzoenen. De overheid kiest in dit verband de laatste jaren bij de bestrijding van criminaliteit steeds vaker voor een zogeheten ‘integrale aanpak’. Overheidsorganen slaan dan - vaak aangevuld met semi-publieke partijen - de handen ineen om de verkokering te doorbreken en criminaliteit zo adequaat mogelijk te bestrijden. In deze samenwerking is effectiviteit de richtsnoer. Waar effectiviteit leidend is, ontstaat evenwel het gevaar dat privacy als spelbrekerwordt beschouwd en daarmee onder druk komt te staan.
In Amsterdam is de integrale aanpak inmiddels min of meer een vaste werkwijze geworden bij de bestrijding van criminaliteit en overlast. Dat betekent dat organisaties die aan de preventieve en repressieve zijde betrokken zijn bij criminaliteitsbestrijding de krachten steeds vaker bundelen. Het uitwisselen van informatie is voor het welslagen van een integrale aanpak steeds van essentieel belang. Dat roept de vraag op of, en zo ja, op welke wijze, deze integrale aanpak door privacybelangen wordt begrensd.
Deze vraag blijkt niet eenvoudig te beantwoorden. De oorzaak is voor een belangrijk deel gelegen in de complexiteit van de Nederlandse privacywetgeving. Op een individuele casus zijn vaak meerdere privacywetten van toepassing, die niet altijd uitblinken in helderheid en zelfs op punten tegenstrijdig lijken. Dat de personen die op dagelijkse basis afwegingen maken over informatie-uitwisseling vaak niet juridisch geschoold zijn, draagt aan een soepele uitvoering van de privacywetgeving niet bij. De complexiteit en onduidelijkheid van de privacywetgeving komt reeds aan de oppervlakte wanneer een beperkt aantal partijen bij een gegevensuitwisseling betrokken is - laat staan bij een integrale aanpak, waarbij soms twintig tot dertig partijen betrokken zijn.
In dit preadvies staat de beperkende rol van privacy bij de bestrijding van criminaliteit en overlast centraal. Daarbij dient de Amsterdamse bestuurlijke praktijk als inspiratiebron. Aan de hand van verschillende praktijkvoorbeelden wordt het spanningsveld tussen veiligheid en privacy in de praktijk inzichtelijk gemaakt en wordt beschreven welke dilemma’s zich daarbij voordoen en hoe deze worden opgelost.
Het preadvies bestaat uit twee onderdelen. In het eerste onderdeel wordt aan de hand van een praktijkvoorbeeld van gegevensuitwisseling tussen twee partijen de complexiteit van de privacywetgeving geïllustreerd. Vervolgens wordt aan de hand van de drie samenwerkingsverbanden Top600, de Treiteraanpak en de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC) toegelicht hoe deze complexiteit bij gegevensuitwisseling tussen meerdere partijen verder toeneemt.
In het tweede onderdeel is er aandacht voor de rechtsonzekerheid die het gebruik van open begrippen binnen de privacywetgeving met zich brengt. Open begrippen zijn nodig omdat zij niet snel verouderen en ruimte laten voor maatwerk, maar is de praktijk er voldoende mee geholpen? Tot slot volgen de conclusies, waarbij de verschillende onderdelen met elkaar in verband worden gebracht.
Lees verder:
- ‘Privacy en veiligheid: een oneindig labyrinth?’, M. Belhaj en S. Gün (VAR)