Raad van Discipline: Intern onderzoek en advies door dezelfde advocaat voor dezelfde cliënt onwenselijk
/Op 13 juni jl. heeft de Raad van Discipline uitspraak gedaan in twee tuchtzaken die tegen dezelfde advocaat zijn aangespannen.
Advies & intern onderzoek door dezelfde advocaat
De eerste tuchtklacht was ingediend door de Amsterdamse deken, Evert-Jan Henrichs. Die heeft meerdere zaken aangebracht om meer duidelijkheid te krijgen over gedragsregels voor advocaten die interne onderzoeken verrichten.
In die zaak heeft de Raad geoordeeld dat het onwenselijk is dat advocaten naast hun klassieke juridische dienstverlening aan een cliënt ook interne onderzoeken verrichten voor diezelfde cliënt.
De advocaat in kwestie deed onderzoek in de zaak rondom de directeur van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA), Harm Mannak. Die bleek niet transparant te zijn geweest over een belang in het bedrijf van Andrew Fastow, de voor fraude veroordeelde ex-topman van Enron.
De advocaat onderzocht in opdracht van de NBA hoe het precies was gelopen met de nevenfuncties van Mannak. Dat onderzoek was aangekondigd als onafhankelijk, ook in publieke uitingen van de NBA. De advocaat gaf echter in dezelfde zaak ook arbeidsrechtelijk advies aan de organisatie, die Mannak schorste en later zijn ontslagzaak schikte.
In de betreffende periode is de advocaat in de klassieke rol van advocaat-wederpartij bij de onderhavige kwestie betrokken geweest. Niet gebleken is dat de beroeporganisatie op dat moment ook al opdracht aan haar had gegeven om ook onafhankelijk feitenonderzoek te verrichten. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat de advocaat nog in enige vorm arbeidsrechtelijk advies aan de beroepsorganisatie heeft gegeven nadat zij de onderzoeksopdracht had aanvaard en daardoor gelijktijdig de klassieke rol van advocaat wederpartij zou hebben vervuld. Dat zij een dubbele rol vervulde ten tijde van het onderzoek en in haar communicatie met de directeur en diens advocaat is dus niet vast komen te staan. Om die reden is de klacht ongegrond.
De Raad merkt echter wel op dat het in verband met de kernwaarde onafhankelijkheid (artikel 10a lid 1 onder a Advocatenwet) onwenselijk is dat de advocaat als onafhankelijk advocaat-onderzoeker is opgetreden, nadat zij de beroepsorganisatie had bijgestaan in het arbeidsgeschil. Dat de werkzaamheden van de advocaat in het arbeidsgeschil beperkt zijn geweest doet hier niet aan af.
Openbaarmaking onderzoeksrapport
Een ander onderdeel van deze tuchtzaak ziet op het gebruik van het onderzoeksrapport. Volgens de deken zou de advocaat te weinig hebben gedaan om de NBA duidelijk te maken dat het onderzoeksrapport alleen voor intern gebruik was. De organisatie publiceerde destijds delen van het rapport. De Raad van Discipline vindt ook dat de advocate meer had moeten doen, maar stelt dat hier een straf te ver zou gaan.
De Raad overweegt dat niet is gebleken dat de advocaat onvoldoende heeft ondernomen om aan het bestuur van de beroepsorganisatie duidelijk te maken dat de inhoud van het rapport vertrouwelijk moest blijven en uitsluitend intern mocht worden gebruikt. Uit de stukken en de verklaring van de advocaat ter zitting blijkt dat zij dit juist duidelijk (en bij herhaling) tegenover de beroepsorganisatie heeft gecommuniceerd en dat hierover geen misverstand bij de beroeporganisatie bestond.
Dat de advocaat nog meer had kunnen doen dan zij al heeft gedaan om te waarborgen dat (de conclusies van) het rapport niet in de openbaarheid werd(en) gebracht, brengt echter niet met zich dat zij in dit opzicht tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat de beroepsorganisatie in strijd met de gemaakte afspraken heeft besloten om alsnog tot publicatie van de conclusies uit het rapport over te gaan, ligt onder de gegeven omstandigheden buiten de risicosfeer van verweerster. Ook dit onderdeel van de tuchtklacht is ongegrond.
Tweede zaak
In de tweede tuchtzaak in hetzelfde heeft de advocaat wél een waarschuwing opgelegd gekregen.
Het betreft een klacht van een advocaat van de wederpartij. De tuchtrechter oordeelt dat de advocaten in kwestie hebben gehandeld in strijd met gedragsregel 9 lid 1 en met gedragsregel 24. Het had op hun weg gelegen om al in de eerste e-mail hun precieze rol duidelijk te maken.
Door de wijze van communiceren van de advocaten is klaagster ervan uitgegaan dat de advocaten optraden als onafhankelijk advocaat-onderzoekers. Volgens klaagster hebben zij en haar cliënt op grond van die communicatie nietsvermoedend aan een interview meegewerkt en werden zij vervolgens overvallen door de vraagstelling.
Verder blijkt uit de stukken dat klaagster na het interview steeds bij de advocaten heeft aangedrongen op nadere informatie en het meenemen van voorstellen van haar cliënt. Een en ander had voor de advocaten temeer aanleiding moeten zijn om hun positie tegenover klaagster duidelijk te maken. Dat de advocaten de onduidelijkheid hebben laten voortbestaan en pas op 30 oktober 2019 (dus bijna drie weken na hun eerste e-mail van 11 oktober 2019) expliciet aan klaagster hebben medegedeeld dat zij optraden als advocaat wederpartij valt verweersters tuchtrechtelijk te verwijten volgens de Raad.