Rapport over de stand van zaken van wet- en regelgeving, beleid en de praktijk in Nederland op het terrein van mensenrechten en bedrijfsleven
/De in 2011 in VN-verband aangenomen ‘UN Guiding Principles on Business and Human Rights’ geven breed gedragen richtsnoeren voor overheid en bedrijfsleven hoe inbreuken op mensenrechten, rechtstreeks of in productieketens, te voorkomen en aan te pakken.
In 2014 was Nederland één van de eerste landen ter wereld die de ‘UN Guiding Principles’ handen en voeten gaf in een Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten. Nu, zes jaar later, is het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten toe aan een herziening.
Dit is een goed moment om stil te staan bij de stand van zaken wat betreft mensenrechten en bedrijfsleven in Nederland. Op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse zaken heeft het College voor de Rechten van de Mens in kaart gebracht hoe Nederland er voor staat wat betreft de implementatie van de ‘UN Guiding Principles’. Wat heeft het Nationaal Actieplan ons gebracht, in wet- en regelgeving maar ook in beleid en de praktijk? De overheid en het bedrijfsleven hebben vele initiatieven ontplooid maar ons onderzoek laat ook zien dat er ruimte is voor verdere verbetering.
Bevindingen
In het algemeen zijn beleid, en wet- en regelgeving die verband houden met het bedrijfsleven en de mensenrechten relatief goed ontwikkeld in de Nederlandse context. Nederland heeft een breed scala aan mensenrechtenverdragen geratificeerd, en de bestaande Nederlandse wetgeving voorziet in een brede bescherming tegen schendingen van mensenrechten.
Nederland was één van de eerste landen die een Nationaal Actieplan mensenrechten en bedrijfsleven (NAP, 2014) publiceerde, en liep daarmee voorop in het onderschrijven van de UNGPs en de OESO-richtlijnen. Door een actief beleid op mensenrechten en het bedrijfsleven draagt Nederland bovendien bij aan het realiseren van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs). Het Nationale Actieplan heeft een sterk descriptief karakter, en bevat relatief weinig concrete actiepunten. Lang niet alle aspecten van de UNGPs komen in het NAP aan de orde. De doelstellingen en actiepunten zijn onvoldoende specifiek en meetbaar om goed te kunnen evalueren, noch bevat het NAP een duidelijk tijdspad voor wanneer de actiepunten gerealiseerd zouden moeten zijn. Tenslotte zijn de actiepunten soms niet verbonden aan specifieke ministeries of uitvoeringsinstanties, waardoor moeilijk na te gaan is wie verantwoordelijk was voor de uitvoering ervan. Het NAP lijkt dan ook weinig invloed te hebben gehad op ontwikkelingen in beleid, en in wet- en regelgeving.
Operationalisering van de UNGPs gebeurt in Nederland in belangrijke mate aan de hand van naleving van de OESO-richtlijnen. Dit kan een nuttige maatstaf zijn voor de beoordeling van zowel overheidsbeleid als bedrijfsmatige activiteiten, maar riskeert dat het perspectief van rechthebbenden uit het oog verloren wordt. De rol van rechthebbenden onderscheidt ‘mensenrechten en bedrijfsleven’ van ‘IMVO’ als beleidskader.
Lees het volledige rapport: