Rb mocht niet volstaan met de enkele vaststelling dat het beslag i.h.k.v. art. 94a Sv is gelegd, maar had ervan blijk moeten geven onderzoek te hebben gedaan naar de juridische grondslag van het beslag en haar oordeel dienaangaande nader dienen te motiveren
/Hoge Raad 12 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:630 De Rechtbank Oost-Brabant heeft bij beschikking van 16 maart 2015 het namens de klager ingediende beklag ex art. 552a Sv gegrond verklaard en daarbij de teruggave aan hem gelast van een personenauto, merk Mercedes Benz. De klager is een derde. Uit binnengekomen CIE informatie is gebleken dat de zoon van de klager (betrokkene), die woonachtig is in Duitsland, aan zijn twee dochters ieder een Mercedes had gegeven, terwijl bij de belastingdienst in Nederland geen inkomens- en/of vermogensgegevens van hem bekend waren. De personenauto’s zijn zeer kort na de aanschaf door klagers zoon op naam gesteld van klager. De personenauto waar het in deze zaak om gaat (Mercedes Benz) is op 10 november 2014 onder klagers zoon inbeslaggenomen. De inbeslagneming heeft plaatsgevonden in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen klager alsmede tegen diens zoon wegens - kort gezegd - witwassen. Op 9 maart 2015 is namens de klager - als derde belanghebbende - een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv ingediend strekkende tot teruggave aan hem van de inbeslaggenomen auto.
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer houdt het volgende in:
“(…)
Tevens is verschenen ter zitting als belanghebbende [betrokkene] (geboren [geboortedatum] 1971).
(…)
Belanghebbende:
Deze auto is van [klager] (1930) en wordt gebruikt door mijn dochter omdat zij belast is met de mantelzorg van [klager] (1930).
(…)
Raadsman:
Jegens mijn cliënt is er geen enkele verdenking ter zake witwassen. Het is aan het openbaar ministerie om aan te geven waarop deze verdenking gebaseerd is. Aan de auto hoeft niets te worden onderzocht. Het openbaar ministerie heeft geen enkele reden om het beslag te laten voortduren. Het openbaar ministerie had conservatoir beslag moeten leggen op deze auto. Financieel gezien is er geen noodzaak voor een onderzoek aan de auto. Ik ben dan ook van mening dat de auto aan cliënt dient te worden teruggegeven.
Officier van justitie:
Ik ben van mening dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, gelet op de vermogenspositie van klager (geen beschikking over legale bronnen van geld) en het feit dat de auto direct na aankoop door [betrokkene] (1971) op naam van klager werd gezet. Het betreft in deze een auto waarvan de herkomst wordt verhuld en het is nog steeds onduidelijk waarom de auto op naam van klager werd gezet. Ik acht het derhalve niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter, later oordelend, deze inbeslaggenomen personenauto verbeurd zal verklaren en verzoek om het klaagschrift ongegrond te verklaren.
Raadsman:
Mijn cliënt heeft zijn hele leven gespaard en telkens auto’s gekocht met inruil. De kleindochter van cliënt rijdt in deze auto omdat zij belast is met de mantelzorg van klager. Mijn cliënt heeft nooit iets verkeerds gedaan en een legale herkomst van de auto is niet uitgesloten.”
De Rechtbank heeft de gegrondverklaring van het beklag als volgt gemotiveerd:
“De beoordeling
(…)
De rechter is van oordeel dat er in deze sprake is van onrechtmatig gelegd beslag op voornoemde personenauto, nu dit beslag op 3 november 2014 [ik begrijp: 10 november 2014; AEH] in het kader van 94a van het Wetboek van Strafvordering door de politie Oost-Brabant werd gelegd en niet door de daartoe bevoegde personen (officier van justitie krachtens schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris (art. 103 lid 1 Sv) of in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (art. 126b lid 1 Sv) de rechter-commissaris). Derhalve zal de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaren als na te melden en, nu klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, de teruggave gelasten van voornoemde personenauto aan klager."
Middel
Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen de gegrondverklaring van het beklag. Daartoe wordt aangevoerd dat de Rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat sprake is van een conservatoir beslag als bedoeld in art. 94a Sv.
Beoordeling Hoge Raad
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.5.1 tot en met 4.5.5 is het middel terecht voorgesteld.
Conclusie AG
4.5.1. De Rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een conservatoir beslag ex art. 94a Sv (en vervolgens bepaald dat die inbeslagneming onrechtmatig is geschied). Het middel keert zich tegen deze vaststelling.
4.5.2. Kennelijk heeft de Rechtbank haar oordeel gebaseerd op het stuk ‘Kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94a Sv)’ van 11 november 2014. Alleen in dit stuk heb ik een aanwijzing aangetroffen dat het om beslag in de zin van art. 94a Sv zou gaan. In bedoelde kennisgeving staat vermeld dat het gaat om conservatoire inbeslagneming, maar als grondslag voor het beslag is vermeld: ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen’. Dit is opmerkelijk aangezien dit één van de beslaggronden ex art. 94 Sv betreft.
4.5.3. Uit andere stukken van het geding blijkt het volgende. In het proces-verbaal van bevindingen van 13 februari 2015 opgemaakt door de politie is af te leiden dat op 3 november 2014 de personenauto Mercedes Benz op grond van art. 94 Sv in beslag is genomen onder klagers zoon. In het kader van hetzelfde strafrechtelijk onderzoek is op 10 november 2014 onder klagers zoon de onderhavige Mercedes Benz, die zich ten tijde van de doorzoeking op 3 november 2014 in Duitsland bij een garagebedrijf bevond, in beslag genomen. De conclusie OM, getiteld: ‘Beklag over inbeslagneming (art. 552a Sv) c.q. beklag teruggave of bewaring t.b.v. rechthebbende (art. 116, lid 3 Sv)’, opgemaakt op 12 maart 2015 door G.H.M. Broeren, senior parketsecretaris, vermeldt duidelijk dat het hier beslag ex. art. 94 Sv betreft. De officier van justitie heeft aangegeven met verwijzing naar art. 94 Sv dat bezwaar tegen teruggave bestaat in verband met de waarheidsvinding, het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel en de eventuele verbeurdverklaring/onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed.
4.5.4. Aan het vorenstaande kunnen sterke aanwijzingen worden ontleend dat het hier (eerder) art. 94 Sv beslag betreft. De vermelding van art. 94a Sv in de kennisgeving van inbeslagneming duidt mogelijk op een kennelijke verschrijving. Ook bij de behandeling in raadkamer komt naar voren dat de officier van justitie, gelet op zijn betoog, er van uitgaat dat het beslag is gebaseerd op art. 94 Sv. Mede naar aanleiding van het betoog van de officier van justitie lijkt ook de raadsman van de klager daarvan uit te zijn gegaan, nu de raadsman heeft aangevoerd dat er geen noodzaak is voor een onderzoek aan de auto (m.b.t. de waarheidsvinding). Voorts heeft de raadsman nog aangevoerd dat hij geen reden ziet om het beslag te laten voortduren; dan had het openbaar ministerie maar conservatoir beslag moeten leggen op de auto.
4.5.5. Gelet op de stukken van het geding en in het licht van hetgeen is aangevoerd door de partijen had de Rechtbank mijns inziens niet kunnen volstaan met de enkele vaststelling dat het onderhavige beslag in het kader van 94a Sv is gelegd, maar had zij ervan blijk moeten geven onderzoek te hebben gedaan naar de juridische grondslag van het beslag en haar oordeel dienaangaande nader dienen te motiveren. Het oordeel van de Rechtbank dat sprake is van conservatoir beslag ex art. 94a Sv is, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk, nu de Rechtbank niet ervan blijk heeft gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom geen sprake is van art. 94 Sv beslag. De beslissing van de Rechtbank is derhalve ontoereikend gemotiveerd.
4.6. Het middel klaagt daarover terecht.
Lees hier de volledige uitspraak.