Rb schorst de vervolging van verdachte voor faillissementsfraude en belastingfraude
/Rechtbank Overijssel 1 februari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3178
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 27 mei 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 15 september 2015 tot en met 30 juni 2016 als (indirect) bestuurder van bedrijf 1 B.V. en/of bedrijf 2 B.V. en/of bedrijf 3 B.V. bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door geen of onvoldoende administratie tevoorschijn te brengen aan de curator;
feit 2: in de periode van 15 september 2015 tot en 30 juni 2016 als (indirect) bestuurder van bedrijf 1 B.V. en/of bedrijf 2 B.V. en/of bedrijf 3 B.V. bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door lasten te verdichten/baten niet te verantwoorden en geld aan de boedel te onttrekken, alsmede schuldeisers heeft bevoordeeld door zonder juiste/duidelijke grondslag geldbedragen over te boeken in rekening-courant van bedrijf 4 B.V. en/of bedrijf 5 B.V.;
feit 3: in de periode van 31 juli 2015 tot en met 17 augustus 2015, samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd ten aanzien van een allonge en (inhaal)facturen;
feit 4: (primair) in de periode van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2015 feitelijke leiding heeft gegeven aan het (mede)plegen van het opzettelijk doen van een valse aangifte voor de omzetbelasting, gepleegd door de bedrijf 6 B.V., dan wel (subsidiair) dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan het (mede)plegen van opzettelijk geen administratie voeren overeenkomstig de eisen van de belastingwet gepleegd door de bedrijf 6 B.V.;
feit 5: (primair) in de periode van 10 december 2012 tot en met 10 oktober 2016 samen met een ander hem niet toebehorende geldbedragen heeft onttrokken aan een pandrecht, dan wel (subsidiair) bedrijf 7 B.V. dat feit heeft gepleegd en verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 6: (primair) op 24 september 2014 samen met een ander valsheid in geschrifte heeft gepleegd door een pandakte te vervalsen, dan wel (subsidiair) dat bedrijf 7 B.V. dat feit heeft gepleegd en verdachte daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
Schorsing van de vervolging
Ingevolge artikel 16 Sv schorst de rechtbank de vervolging, in welke stand zij zich ook bevindt, indien de verdachte aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap lijdt, dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
De rechtbank oordeelt dat er grond bestaat voor schorsing van de vervolging.
Dienaangaande overweegt de rechtbank het navolgende.
Op de (eerste) regiezitting van 3 september 2018 heeft de rechtbank kenbaar gemaakt het van belang te vinden dat een deskundige ingevolge artikel 348 Sv antwoord zou geven op de vraag of er aanleiding is voor schorsing van de vervolging, waarbij het gaat om de vraag of verdachte in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rechter-commissaris ten behoeve van het benoemen van een deskundige.
Op 7 mei 2020 is door de benoemde deskundige, forensisch psychiater dr. T.W.D.P. van Os, een rapportage opgemaakt. De conclusie was – kort en zakelijk weergegeven – dat geen sprake was van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte werd in staat geacht de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en hij werd in principe detentiegeschikt verklaard. Wel werden enkele lichamelijke problemen van verdachte benoemd die aandacht nodig hadden, aldus Van Os.
Omdat mogelijk ook sprake was van somatische beperkingen, was aanvullend onderzoek wenselijk. Dit heeft geleid tot een aanvullende rapportage van 25 augustus 2020, opgesteld door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts en verbonden aan GGD IJsselland te Zwolle. De conclusie was – kort en zakelijk weergegeven – dat ondanks de somatische beperkingen verdachte een verhoor kon ondergaan, mits daarbij geen fysieke inspanning hoefde te worden geleverd en een aantal randvoorwaarden in acht werden genomen. Verdachte was in staat een zitting bij te wonen en detentiegeschikt, aldus Van Kuijk.
Op de (tweede) regiezitting van 27 mei 2021 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rechter-commissaris in verband met onderzoekswensen. De rechtbank heeft daarbij expliciet de mogelijkheid benoemd dat de rechter-commissaris een nadere rapportage kon laten opmaken over de gezondheidssituatie van verdachte als de rechter-commissaris daartoe aanleiding zag. De rechter-commissaris heeft verdachte nadien opgeroepen om als getuige te worden gehoord in de zaak van en op verzoek van de verdediging van medeverdachte. De raadsman van verdachte heeft de rechter-commissaris daarop geïnformeerd dat verdachte niet in staat was om te worden gehoord in verband met een ziekenhuisopname. Die opname in het ziekenhuis maakte dat de rechter-commissaris behoefte had aan een nadere rapportage omtrent de gezondheidssituatie van verdachte. De rechter-commissaris heeft op 26 januari 2022 voornoemde forensisch arts Van Kuijk nogmaals opdracht gegeven om te rapporteren over de actuele gezondheidstoestand van verdachte.
Bij rapportage van 3 augustus 2022 heeft Van Kuijk – kort en zakelijk weergegeven – gerapporteerd dat de lichamelijke en geestelijke toestand van betrokkene alleen maar verder achteruit was gegaan. De zorgbehoefte was dusdanig groot geworden dat betrokkene niet meer in de thuissituatie te verzorgen was en opname in een verpleeghuis noodzakelijk werd. Verdachte is inmiddels permanent opgenomen in verpleeghuis De Spiker in Harlingen. Verdachte wordt niet (meer) in staat geacht te kunnen worden ge-/verhoord. Ook wordt verdachte niet in staat geacht een terechtzitting bij te wonen, omdat hij niet meer zelfstandig of zonder ADL-hulp buiten het verpleeghuis kan zijn. Vanwege de volledige zorgafhankelijkheid wordt detentie in een regulier penitentiair centrum niet mogelijk geacht. Zelfs het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg van PI Haaglanden in Scheveningen kan de noodzakelijke zorg niet bieden, gelet op de volledige zorgafhankelijkheid en geheugenproblematiek van verdachte, aldus Van Kuijk.
Naar aanleiding van voornoemde rapportage van 3 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris bij proces-verbaal van 8 augustus 2022 besloten dat verdachte niet als getuige kan worden gehoord en dat verdachte dus niet zal worden opgeroepen.
Ter zitting van 12 januari 2023 heeft de verdediging bevestigd dat verdachte permanent in het verpleeghuis verblijft en nader toegelicht dat vanwege de medische conditie van verdachte het niet mogelijk is om het dossier inhoudelijk met hem te bespreken, terwijl dit wel noodzakelijk is teneinde de verdediging te kunnen voeren. Dit klemt te meer omdat het gaat om ernstige en omvangrijke strafbare verwijten. Verdachte is ook de enige die de verdediging van de benodigde informatie kan voorzien. De verdediging heeft ter zitting een passage uit een rapportage van de zorginstelling De Spiker overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de familie van verdachte is geadviseerd de diagnose dementie bij verdachte definitief te laten stellen.
Op grond van voormelde rapportage van forensisch arts Van Kuijk d.d. 3 augustus 2022 en het door de raadsman aangevoerde omtrent de huidige gezondheidssituatie van verdachte oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 16 Sv. De gezondheidssituatie van verdachte is zodanig dat hij niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en een effectieve verdediging te voeren.
De rechtbank schorst derhalve de vervolging in de stand waarin deze zich thans bevindt.
Nu de vervolging wordt geschorst, zal de rechtbank geen verdere beslissingen meer in de zaak nemen. De rechtbank komt dus niet toe aan de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij (ingediend door curator mr. R. Klein).
Lees hier de volledige uitspraak.