Rechter hoeft niet aan te geven in hoeverre elk van de geconstateerde vormverzuimen tot strafvermindering heeft geleid
/Hoge Raad 26 maart 2013, LJN BZ2218
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 14 oktober 2011 (LJN BT8225) verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 weken wegens diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Middel
Het middel klaagt onder meer dat het Hof onvoldoende heeft gemotiveerd in welke mate elk van de geconstateerde vormverzuimen heeft geleid tot strafvermindering.
Beoordeling Hoge Raad
Het middel steunt op de opvatting dat indien sprake is van een aantal door de rechter geconstateerde vormverzuimen, hij dient aan te geven in hoeverre elk van die vormverzuimen tot strafvermindering heeft geleid. Die opvatting vindt geen steun in het recht, zodat het middel in zoverre faalt.
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Lees hier de volledige uitspraak.