Related party transactions, de tegenstrijdigbelangregeling en het voorkomen van belangenverstrengeling in de Nederlandse Corporate Governance Code: waar zijn we nu aan toe?

Op 1 december 2019 is de nieuwe regeling voor related party transactions, die de Nederlandse wetgever heeft moeten implementeren naar aanleiding van de herziene Europese Aandeelhoudersrichtlijn, in werking getreden. De Europese Aandeelhoudersrichtlijn is door de Europese Commissie herzien – en uiteindelijk aangenomen door het Europees Parlement en de Europese Raad – aangezien in de afgelopen jaren bepaalde tekortkomingen in de corporate governance van beursvennootschappen aan het licht zijn gekomen, namelijk onvoldoende betrokkenheid van aandeelhouders en gebrek aan transparantie. Meer in het bijzonder heeft de Europese Commissie vastgesteld dat met name minderheidsaandeelhouders te weinig zicht hebben en toezicht kunnen uitoefenen op related party transactions, oftewel transacties met verbonden partijen waarbij sprake is van (potentiële) belangenverstrengeling. Dergelijke transacties kunnen nadelig zijn voor beursvennootschappen wanneer deze niet onder marktconforme voorwaarden zijn aangegaan of op een andere wijze bevoordelend zijn voor de wederpartij. Bestuurders, commissarissen en grootaandeelhouders bijvoorbeeld, krijgen bij het aangaan van related party transactions namelijk de mogelijkheid om vermogen aan beursvennootschappen te onttrekken, zonder dat dit voor de andere betrokken stakeholders gemakkelijk zichtbaar wordt. Oneigenlijke vermogensonttrekking leidt tot waardevermindering van de onderneming en daarmee tot verlies van aandeelhouderswaarde, waardoor minderheidsaandeelhouders en institutionele investeerders zullen worden geschaad, maar ook schuldeisers, werknemers en andere belanghebbenden kunnen nadelige gevolgen hiervan ervaren.

De nieuwe regels voor related party transactions hebben dan ook tot doel de vennootschap en met name haar (minderheids)aandeelhouders te beschermen tegen dergelijke transacties met verbonden partijen waarbij sprake is van (potentiële) belangenverstrengeling.

Naast deze nieuwe regeling voor related party transactions kent het Nederlandse vennootschapsrecht alleen nog twee regelingen die toezien op het voorkomen van belangenverstrengeling bij transacties met al dan niet verbonden partijen. In Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is namelijk de tegenstrijdigbelangregeling opgenomen, op grond waarvan bestuurders en commissarissen met een persoonlijk belang, tegenstrijdig aan het vennootschappelijk belang, niet mogen deelnemen aan beraadslaging en besluitvorming.5 Daarnaast schrijft principe 2.7 van de Nederlandse Corporate Governance Code (NCGC) voor dat elke vorm van belangenverstrengeling tussen de vennootschap en haar bestuurders en commissarissen dient te worden vermeden. Voor de komst van de nieuwe regeling voor related party transactions was het al de vraag hoe deze twee bestaande regelingen zich tot elkaar verhielden en bestond onduidelijkheid over hoe met deze regelingen moest worden omgegaan in de praktijk, maar met de komst van een derde nieuwe regeling is deze onduidelijkheid alleen nog maar groter geworden. Waar zijn we nu aan toe?

Deze bijdrage gaat in op de verhouding tussen de nieuwe regeling voor related party transactions enerzijds en de bestaande tegenstrijdigbelangregeling en het voorkomen van belangenverstrengeling in de NCGC anderzijds. Hiertoe beschrijft deze bijdrage eerst de nieuwe regels voor related party transactions (par. 2), gaat de bijdrage vervolgens in op de onderlinge verhoudingen (par. 3) en beantwoordt de bijdrage tot slot de vraag wat de nieuwe regeling voor related party transactions toevoegt en hoe daarmee moet worden omgegaan in de praktijk (par. 4). De bijdrage sluit af met een conclusie en een aanbeveling (par. 5).

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^