Samenloop van de vordering van de benadeelde partij met een civiele procedure

Parket bij de Hoge Raad 21 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:476

Het gerechtshof Rotterdam heeft het vonnis van de rechtbank Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld wegens primair “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels” bevestigd behalve ten aanzien van de strafoplegging, de motivering daarvan en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.

Het hof heeft de verdachte vervolgens veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 en 27a Sv. Tevens heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen en aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander zoals vermeld in het bestreden arrest.

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 21 juni 2017 houdt, voor zover voor de bespreking van het middel relevant, het volgende in:

betrokkene 3 licht de vordering van de benadeelde partij toe en deelt mede:

Wij zijn door de ING-bank aansprakelijk gesteld en hebben het weggenomen bedrag ad €228.000 moeten vergoeden. Deze schade valt binnen onze eigen risico-grens. Wij willen deze kosten door de verdachte vergoed krijgen. Er loopt tevens een civiele vordering, die procedure loopt nog steeds.

Er zijn nog geen executiemaatregelen genomen. Wij hebben via twee instanties een vordering ingediend, omdat wij willen dat ons recht wordt gedaan. De schade hoeft maar één keer te worden vergoed.

De raadsman voert het woord tot verdediging overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota.

In aanvulling op zijn pleitnota deelt de raadsman mede:

Als u komt tot een veroordeling verzoek ik u de vordering van de benadeelde partij niet in de civiele procedure en in de strafzaak toe te wijzen.”

In het bestreden arrest heeft het hof met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij het volgende overwogen:

“Vordering tot schadevergoeding A (…)

De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet anders dan met een beroep op vrijspraak betwist.

Naar het oordeel, van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.”

Middel

Het tweede middel klaagt over de toewijzing door het hof van de vordering van de benadeelde partij.

Conclusie AG

Voor zover het middel klaagt dat de vaststelling van het hof dat de vordering door de verdediging enkel is betwist met een beroep op vrijspraak onjuist is, faalt het. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet betwist. Het enkele verzoek van de raadsman om de vordering van de benadeelde partij niet in de civiele procedure en in de strafzaak toe te wijzen, kan bezwaarlijk als een betwisting van de vordering worden aangemerkt.

Voor zover het middel klaagt dat het hof de vordering van de benadeelde partij ten onrechte heeft toegewezen aangezien over die vordering door de civiele rechter reeds is beslist, althans die vordering bij de civiele rechter nog aanhangig is, faalt het middel eveneens.

De opvatting dat de strafrechter de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet verklaren in haar vordering, indien over die vordering door de civiele rechter reeds is beslist of indien die vordering bij de civiele rechter nog aanhangig is, vindt geen steun in het recht. Indien de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding reeds geheel of gedeeltelijk bij vonnis van de burgerlijke rechter is toegewezen, kan de strafrechter na een daartoe strekkend verweer de benadeelde partij – in zoverre – in haar vordering niet ontvankelijk verklaren. In aanmerking genomen dat de raadsman van de verdachte slechts een verzoek heeft gedaan om de vordering van de benadeelde partij niet in de civiele procedure en in de strafzaak toe te wijzen, acht ik het oordeel van het hof dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.

Lees hier de volledige conclusie.

Print Friendly and PDF ^