Samenstelling Hof
/Hoge Raad 7 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:31
Feiten
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft verdachte op 19 maart 2012 wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. Voorts is van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf de proeftijd met een jaar verlengd.
Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
Middel
Het middel klaagt dat de bestreden uitspraak is gewezen door andere raadsheren dan degenen die bij het onderzoek ter terechtzitting aanwezig waren en dat de beslissing van het Hof daarom niet in stand kan blijven.
Beoordeling Hoge Raad
Het op de voet van art. 435, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2012 houdt in dat aldaar als raadsheren aanwezig waren mr. N.F. van Manen, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. H.A. Holthuis. Het bestreden arrest van 19 maart 2012 vermeldt dat het is gewezen door mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. N.F. van Manen en mr. J.W.H.G. Loyson.
De Hoge Raad heeft op de voet van art. 83 RO inlichtingen ingewonnen bij het Hof. Naar aanleiding daarvan heeft mr. M. Gonggrijp-van Mourik bij brief van 26 november 2013 aan de Hoge Raad het volgende bericht:
"Bij het opmaken van het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep op 5 maart 2012 in de zaak [verdachte] is - vermoedelijk door een te groot gesteld vertrouwen in de kantoorautomatisering - onjuist opgenomen dat de zittingscombinatie heeft bestaan uit mrs. N.F van Manen, M. Gonggrijp-van Mourik en H.A. Holthuis, griffier W. Blaak. In het proces-verbaal hadden vermeld moeten zijn de onder het arrest van 19 maart 2013 genoemde namen, te weten mrs. M. Gonggrijp-van Mourik, N.F. van Manen en J.W.H.G. Loyson, griffier W. Blaak. Bij deze brief is een verbeterd exemplaar van het proces-verbaal gevoegd."
De raadsman heeft op deze brief gereageerd.
Op grond van de inhoud van voormelde brief moet het ervoor worden gehouden dat het onder 2.2.1 genoemde proces-verbaal ten aanzien van de samenstelling van het Hof een misslag bevat. De Hoge Raad leest het proces-verbaal met verbetering van die misslag. Daardoor mist het middel feitelijke grondslag, zodat het niet tot cassatie kan leiden.
Conclusie AG Harteveld: contrair
In hoger beroep is de zaak op 5 maart 2012 inhoudelijk behandeld en naar aanleiding van dat onderzoek ter terechtzitting is arrest gewezen. Het proces-verbaal van die terechtzitting in hoger beroep houdt in dat als raadsheren aanwezig waren: mr. N.F. van Manen, mr. M. Gonggrijp-van Mourik en mr. H.A. Holthuis. De bestreden uitspraak vermeldt echter dat het arrest is gewezen door mr. M. Gonggrijp-van Mourik, mr. N.F. van Manen en mr. J.W.H.G. Loyson.
De raadsheren die het arrest wijzen dienen dezelfde te zijn die blijkens het proces-verbaal van de zitting aan het onderzoek ter terechtzitting en tevens aan de beraadslaging in raadkamer hebben deelgenomen. Dat blijkt in de onderhavige zaak niet uit de stukken, terwijl van de juistheid van die stukken dient te worden uitgegaan. Aangenomen moet derhalve worden dat aan voormelde eis niet is voldaan. Dit vormverzuim is zozeer in strijd met de eisen van een behoorlijke procesvoering dat dit tot nietigheid van de bestreden uitspraak dient te leiden.
Het middel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.