Schending ambtsgeheim & passieve omkoping: frauderechercheur Koninklijke Marechaussee speelde opdrachten voor witwasopleidingen door aan bevriende zakenrelatie en streek commissie op
/Rechtbank Gelderland 15 maart 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1307
Verdachte heeft zich in de periode van 2014 tot en met 2016 schuldig gemaakt aan passieve omkoping en het meerdere malen schenden van zijn ambtsgeheim.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken nu er door hem geen strafbare feiten gepleegd zijn. De raadsvrouw heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat verdachte zijn ambtsgeheim niet heeft geschonden. Op basis van het dossier kan niet vastgesteld worden dat verdachte door het sturen van de processen-verbaal aan Ontvanger info 1 geheime informatie met onbevoegden heeft gedeeld, nu Ontvanger info 1 – gelet op zijn functie bij het Openbaar Ministerie – een eigen geheimhoudingsplicht had. In het kader van feit 3 was er geen sprake van geheime informatie die gedeeld werd, nu verdachte niet op de hoogte was van het budget voor de naam 12 -opleidingen; hij maakte slechts een schatting. Ten aanzien van de feiten 4 en 5 is de raadsvrouw van oordeel dat er geen sprake is van bevoordeling, nu verdachte een marktconforme vergoeding kreeg voor zijn werkzaamheden en dat uit het dossier niets blijkt van enige wetenschap bij verdachte dat zijn werkzaamheden voor Ontvanger info 1 het kennelijke doel of de strekking hadden om de positie van Ontvanger info 1 bij de aanbestedingen te versterken. Ook meent de raadsvrouw dat het voor verdachte, gezien het systeem dat gebruikt werd bij het gunnen van de aanbestedingen, niet mogelijk was om Ontvanger info 1 eigenhandig opleidingen te gunnen.
Beoordeling door de militaire kamer
De periode van 2010 tot en met 2014 – het naam 12 -programma
Verdachte heeft verklaard dat hij en Ontvanger info 1 elkaar in 2010 hebben leren kennen binnen het naam 12 -programma. Ontvanger info 1 was projectmanager vanuit het Openbaar Ministerie en verdachte was vanuit zijn functie op dat moment als landelijk coördinator bij de Koninklijke Marechaussee (hierna KMar) bij dit project betrokken. Later is verdachte hoofd van het bureau naam 12 geworden. Hij was in deze periode een ambtenaar in de zin van het Wetboek van Strafrecht.
De opleidingen binnen het naam 12 -programma werden in deze periode in beginsel gegeven vanuit de Politieacademie. Maar omdat de vraag groter was dan het aanbod waar de Politieacademie aan kon voldoen, werden er ook externe trainingsbureaus ingeschakeld. Ontvanger info 1 was hier één van; hij gaf met zijn trainingsbureau Ontvanger info 2 opleidingen aan verschillende regiokorpsen.
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat verdachte gevraagd heeft of zijn trainingsbureau ook voor de KMar dergelijke opleidingen kon verzorgen. Zodoende heeft Ontvanger info 1 op 27 mei 2010 een eerste offerte ten behoeve van een opleidingsprogramma voor de KMar aan verdachte gestuurd. Verdachte heeft de offerte van Ontvanger info 1 intern doorgestuurd en hij heeft hier akkoord op gekregen. Dit heeft verdachte vervolgens op 1 juli 2010 aan Ontvanger info 1 doorgegeven.
Verdachte heeft verklaard dat de inkoop van opleidingen binnen de KMar tot 2014 geregeld werd vanuit het opleidingsinstituut in Apeldoorn. Dit ging niet middels een aanbesteding, maar met behulp van een aanvraag tot behoeftestelling (ATB). Verdachte speelde hier ook een rol in; hij verzorgde voor het programma “Afpakken” de behoeftestellingen en vormde het aanspreekpunt voor zowel zijn collega’s als het opleidingscentrum. Verdachte stuurde de ATB vervolgens intern naar de verwerver om akkoord en budget voor de gevraagde opleidingen te krijgen. De opdrachten werden in deze periode op voorspraak van verdachte steeds vergund aan Ontvanger info 1, al had verdachte daarbij niet de eindverantwoordelijkheid. Op deze manier heeft Ontvanger info 1 met zijn trainingsbureau in de periode 2010 tot 2014 opleidingen verzorgd voor de KMar. Verdachte heeft aangegeven dat hij als aanbieder van de opleidingen een voorkeur had voor het trainingsbureau van Ontvanger info 1 omdat zijn opleidingen van goede kwaliteit waren. Er werden door de KMar geen opdrachten gegund aan andere externe trainingsbureaus. Meerdere collega’s van verdachte hebben verklaard dat zij het opvallend vonden dat de KMar altijd Ontvanger info 1 inhuurde. Verschillende getuigen hebben verklaard dat zij verdachte wel eens voorgesteld hebben om trainingsbureau naam 23 in te huren, maar dat verdachte hier dan op antwoordde dat naam 23 te duur was.
De periode van 2010 tot en met 2014 – de trainingsbureaus
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat hij zoveel werk aangeboden kreeg, dat hij vanuit zijn trainingsbureau ging samenwerken met andere zzp-ers. In april 2012 heeft verdachte ook een trainingsbureau ( bureau van verdachte ) opgericht. In 2012 en 2013 hebben verdachte en Ontvanger info 1 samenwerkingsovereenkomsten gesloten, waarbij Ontvanger info 1 verdachte inhuurde om opleidingen voor hem te verzorgen. Verdachte heeft op 26 maart 2012 bij zijn werkgever een verzoek tot het verrichten van nevenwerkzaamheden ingediend, met als omschrijving “het geven van kort beroepsonderwijs op het gebied van financiële opsporing en handhaving aan collega’s van regiokorpsen van politie en ketenpartners zoals douane, FIOD, siod, etc.” Na een eerder voornemen tot verbod heeft verdachte op 15 augustus 2013 uiteindelijk alsnog toestemming gekregen om nevenwerkzaamheden uit te voeren. Aan deze toestemming was een aantal voorwaarden verbonden.
Zo mocht verdachte geen lessen geven aan personeel van Defensie, mocht hij geen gebruik maken van defensiemiddelen en/of bevoegdheden en geen verwijzingen maken naar de KMar. Ook diende verdachte wijzigingen in zijn nevenwerkzaamheden of anderszins relevante wijzigingen van omstandigheden te melden.
Hoewel verdachte pas vanaf augustus 2013 toestemming had voor zijn nevenfunctie, had Ontvanger info 1 hem vanaf begin 2013 wel al ingehuurd om trainingen te geven. Op 1 maart 2013 ontving verdachte hiervoor de eerste betaling van Ontvanger info 1. In datzelfde jaar ontving verdachte nog drie betalingen voor cursussen die hij voor politiepersoneel verzorgde. Ontvanger info 1 betaalde verdachte € 1.500 per gegeven training. De (directe) collega’s van verdachte waren niet op de hoogte van het feit dat verdachte een eigen trainingsbureau had en evenmin van de samenwerking tussen verdachte en Ontvanger info 1.
De periode vanaf 2014
Vanaf 2014 veranderde bovenstaande situatie. De eerste verandering was dat de Politieacademie stopte met het inhuren van externe bureaus voor het geven van financiële opleidingen. Ontvanger info 1 heeft verklaard dat hij vanaf 2014 geen opleidingen meer heeft gegeven voor de Politieacademie en dat de KMar zijn enige opdrachtgever was. Verdachte had op basis van zijn besluit nevenwerkzaamheden geen toestemming voor het geven van opleidingen aan personeel van Defensie. Ontvanger info 1 en verdachte hebben toen afgesproken dat zij hun samenwerking de daaropvolgende jaren zouden voortzetten en dat verdachte zou helpen bij het verder ontwikkelen van het opleidingsprogramma voor Ontvanger info 1. Er zijn tussen verdachte en Ontvanger info 1 in 2014, 2015 en 2016 wederom samenwerkingsovereenkomsten gesloten. De taakomschrijving van verdachte werd in de overeenkomst van 2014 echter niet aangepast met betrekking tot zijn nieuwe werkzaamheden. In de overeenkomst van 2015 werd onder ‘Honorering’ de zinsnede “en het actualiseren van genoemde opleidingen genoemd in artikel 2” toegevoegd. In 2016 werd deze zinsnede aangepast naar “het ontwikkelen en actualiseren van lesmateriaal van in artikel 2 genoemde opleidingen.” Er werd in 2015 noch in 2016 gespecificeerd waaruit deze ontwikkelingswerkzaamheden exact zouden bestaan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet bij zijn werkgever gemeld heeft dat hij vanaf dat moment hielp met het ontwikkelen en actualiseren van de opleidingen van Ontvanger info 1.
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat hij verdachte op 11 november 2014 voor het eerst heeft betaald voor het ontwikkelen van opleidingen. Verdachte kreeg, net als voor het geven van een training, € 1.500 per keer, in dit geval voor 20 gewerkte uren. Ook in 2015 en 2016 heeft Ontvanger info 1 verdachte betaald voor het verbeteren van opleidingen en het ontwikkelen van opleidingsmateriaal. Tussen Ontvanger info 1 en verdachte zijn hierover begin 2016 mondeling afspraken gemaakt die golden tot 31 december 2019, die zij per mail aan elkaar hebben bevestigd. Verdachte zou jaarlijks viermaal factureren aan Ontvanger info 1. De bedragen die verdachte hiervoor mocht factureren, waren door Ontvanger info 1 afhankelijk gesteld van de jaaromzet die hij met het geven van opleidingen aan de KMar vergaarde. Ontvanger info 1 heeft verklaard dat hij niet meer dan 10% van zijn omzet aan verdachte wilde betalen aan ontwikkelingskosten. Verdachte en Ontvanger info 1 hebben in dit kader afgesproken dat de eerste drie facturen van verdachte € 1.500 zouden bedragen en dat de laatste factuur naar rato was van het bedrag dat er in dat betreffende jaar door Ontvanger info 1 werd omgezet. Ook werd er onderling afgesproken dat verdachte in 2019 – na zijn functioneel leeftijdsontslag – weer trainingen voor Ontvanger info 1 zou gaan verzorgen.
De tweede verandering ziet op de wijze waarop de KMar opleidingen inkocht. Verdachte wilde voor 2014 wederom gebruik maken van de diensten van Ontvanger info 1 voor de opleidingen binnen naam 12. De opleidingsbehoefte van de KMar voor het programma ‘Afpakken’ van naam 12 diende vanaf 2014 echter te worden aanbesteed. Verdachte heeft verklaard dat deze nieuwe werkwijze, in combinatie met de hoge tijdsdruk waar het programma ‘Afpakken’ mee gepaard ging, tot veel onduidelijkheid leidde. Ook Getuige 1 heeft verklaard over een chaotische periode bij de KMar.
De militaire kamer zal vervolgens eerst de feiten 1 t/m 3 bespreken.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring te komen van hetgeen onder feit 1, 2 en 3 ten laste is gelegd moet eerst de vraag worden beantwoord of de in de tenlastelegging genoemde naar buiten gebrachte informatie een geheim is in de zin van artikel 272 van het wetboek van strafrecht. Geheimen in de zin van artikel 272 van het wetboek van strafrecht zijn gegevens die niet verstrekt mogen worden aan derden, waarbij acht wordt geslagen op onder meer de aard van de informatie alsook het moment waarop en de hoedanigheid waarin de geheimhoudingsplichtige hiervan kennis kreeg. Verder dient verdachte te hebben geweten of redelijkerwijs te hebben moeten vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt verplicht was dit geheim te bewaren.
Met betrekking tot feit 1 (verstrekken processen-verbaal)
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat bij de aanbesteding van 2014 in het Programma van Eisen vermeld stond dat het materiaal moest voldoen aan de alledaagse werkzaamheden van de KMar. Verdachte heeft het vervolgens ten behoeve van de opleidingen van Ontvanger info 1 op zich genomen om materiaal aan te leveren dat betrekking had op de werkprocessen en indeling van de processen-verbaal.
Op 3 februari 2015 heeft verdachte een e-mail naar Ontvanger info 1 gestuurd met als onderwerp “witwas processen verbaal”. In de bijlage had verdachte drie niet geanonimiseerde processen-verbaal gevoegd. Het gaat om de volgende processen-verbaal:
PL27YZ/14-003969 over naam 2 en naam 1 ;
PL27YZ/13-001589 over naam 4 ;
Onderzoek onderzoeksnaam onder proces-verbaalnummer 28-608 over naam 3.
Op 25 augustus 2015 om 07.53.09 uur mailde verdachte aan Ontvanger info 1:
“Bijgevoegd de eerste casus met daarbij diverse PV’s. Wel de namen veranderen van alle betrokkenen (zowel verbalisanten als verdachten is namelijk een recente zaak).”
In de bijlage waren verschillende processen-verbaal gevoegd met nummer PL27YZ/15-064977 over de personen naam 5 en naam 6 en naam 7. Verdachte had de persoonsgegevens van deze verdachten in de processen-verbaal niet weggehaald of veranderd.
Op 25 augustus 2015 om 12.12.02 uur stuurde verdachte per email een tweede casus aan Ontvanger info 1:
“Bijgevoegd de tweede casus. Ook hier weer de namen veranderen van betrokkenen i.v.m. de recentheid van de zaak.”
In de bijlage was een niet-geanonimiseerd proces-verbaal gevoegd inzake naam 8 met het nummer PL27YZ/15-051911.
Op 25 augustus 2015 om 12.14 uur, stuurde verdachte per mail een derde casus aan Ontvanger info 1: “De derde casus en weer namen veranderen s.v.p.”
De bijlage bevatte het niet-geanonimiseerde proces-verbaal over naam 9 met nummer PL27YZ-15-062799.
Op 25 augustus 2015 om 15:09:09 uur bedankt Ontvanger info 1 per email verdachte voor de documenten.
Op 18 oktober 2016 te 09.07 uur stuurde verdachte naar Ontvanger info 1: “Bijgevoegd het pv met het zes stappenplan. Je moet het alleen nog anonimiseren.”
In de bijlage was door verdachte een niet-geanonimiseerd proces-verbaal gevoegd over naam 10 met parketnummer 01/880332-15.
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat hij ten behoeve van zijn opleidingen voor de KMar gebruik maakte van hun eigen processen-verbaal en modellen. Hiervoor vroeg hij verdachte om geanonimiseerde documenten. Hij kreeg soms echter ook niet-geanonimiseerde processen-verbaal. Verdachte heeft verklaard dat hij de processen-verbaal aan Ontvanger info 1 aanleverde. Hij deed dit geanonimiseerd of hij vroeg aan Ontvanger info 1 om ze te anonimiseren.
Conclusie feit 1
De militaire kamer is van oordeel dat de hiervoor genoemde processen-verbaal zijn aan te merken als geheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. Processen-verbaal van de politie en de KMar zijn politiegegevens, vallend onder de Wet Politiegegevens (WPG), die naar hun aard als geheim en vertrouwelijk moeten worden aangemerkt. Gegevens waar conform artikel 7 WPG een ambtsgeheim op rust. Verdachte kon vanwege zijn functie en dienstverband beschikken over deze gegevens en heeft deze informatie gedeeld met Ontvanger info 1. Verder is de militaire kamer van oordeel dat verdachte, gelet op zijn functie als frauderechercheur en de in het kader van deze functie door hem afgelegde eed, wist dat deze vertrouwelijke informatie niet met derden gedeeld mocht worden. Dit blijkt ook uit het feit dat verdachte in verschillende e-mails naar Ontvanger info 1 benoemt dat de processen-verbaal wel geanonimiseerd dienen te worden alvorens hij ze gebruikt.
Anders dan door de advocaat gesteld was Ontvanger info 1 in dit verband overigens niet bevoegd kennis te nemen van deze informatie, reeds omdat hij deze informatie in zijn hoedanigheid van extern trainings- en adviesbureau verstrekt heeft gekregen. Echter ook vanuit zijn functie bij het Openbaar Ministerie was Ontvanger info 1 niet bevoegd tot kennisname, nu hij niet bij de in de processen-verbaal bedoelde onderzoeken betrokken was. Het verweer dat ook op Ontvanger info 1 een geheimhoudingsplicht rustte, zodat geen sprake is van schending van een ambtsgeheim door verdachte, faalt daarmee.
Op basis van het bovenstaande komt de militaire kamer tot een bewezenverklaring voor feit 1.
Met betrekking tot feit 2 (verstrekken informatie inschrijving naam 11)
Getuige 1 heeft verklaard dat verdachte gedurende de aanbesteding van 2014 diverse rollen vervulde. Hij schreef mee aan het Programma van Eisen, hij adviseerde over welke leveranciers voor de inschrijving uitgenodigd moesten worden en hij was de enige beoordelaar op kwaliteit van inschrijvingen.
Op 17 juli 2014 gaf verdachte aan Getuige 1, die destijds verantwoordelijk was voor de voorbereiding en uitvoering van de aanbesteding in 2014, namen door van uit te nodigen bedrijven, waaronder naam 21 training en naam 11. Ontvanger info 1 kreeg als voormalig leverancier ook de optie zich opnieuw in te schrijven.
Op 20 september 2014 stuurt Ontvanger info 1 een mail naar verdachte met als onderwerp “info mbt aanbesteding”. De mail bevat onder andere de volgende passages:
“Nu hoor ik van jou dat hij ( naam 18 ) als docent staat benoemd bij naam 11 en zoals jij al aangaf heeft naam 11 op het moment van uitbrengen en einde sluitingsdatum kennelijk niet de beschikking over alle gewenste opleidingen. Ik hoop dan ook dat dit aspect zwaar zal meetellen bij de beoordeling van de totale aanbieding. Verder is de vraag rechtvaardig of het niveau van b.v. naam 19 als docent wel aansluit bij de doelgroep welken de KMar geschoold wil zien.”
Verdachte heeft verklaard dat hij aansloeg op de naam van een van de docenten van naam 11, namelijk naam 18, en dat hij dit vervolgens met Ontvanger info 1 besproken heeft.
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat hij en verdachte het kennelijk hebben gehad over de inschrijving van naam 11 en dat hij toen een objectief beeld probeerde te schetsen van de personen waar verdachte hem iets over vroeg.
Getuige 4 heeft verklaard dat wat verdachte (de rechtbank begrijpt verdachte) mailt aan Ontvanger info 1 iets is wat hij nooit mag doen. Hiermee verstoort hij de concurrentieverhoudingen. In deze fase moet je achter je bureau zitten met twee aanbiedingen en kijken welke de beste is. Je moet niet praten over een andere partij.
Conclusie feit 2
Op basis van het bovenstaande stelt de militaire kamer vast dat verdachte informatie over de inschrijving van een andere aanbieder en wat die mogelijk te bieden heeft, in dit geval naam 11, heeft gedeeld met Ontvanger info 1. Het betreft hier weliswaar andersoortige informatie dan bijvoorbeeld het delen van de processen-verbaal onder feit 1 genoemd, maar het betreft informatie waar verdachte uitsluitend als militair ambtenaar bij de KMar in de afdeling naam 12 en ten behoeve van de aanbestedingprocedure(s) kon beschikken. Aangezien de aanbestedingsprocedure van 2014 op dat moment nog liep en informatie omtrent andere leveranciers de concurrentieverhoudingen zou verstoren, was dit informatie die mede gelet op (artikel 1.5 van hoofdstuk 12 van) het Handboek Verwerving Defensie niet met derden had mogen worden gedeeld. Gelet op de kennelijk rommelige periode bij de KMar en het feit dat verdachte heeft aangegeven in die periode niet veel van aanbestedingen af te hebben geweten, acht de militaire kamer het niet geheel uitgesloten dat verdachte niet wist dat hij deze informatie geheim diende te houden. De militaire kamer is echter wel van oordeel dat verdachte dit evenwel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Het doel van een aanbesteding is nu immers juist het bevorderen van eerlijke concurrentie. Niet alleen op basis van het Handboek Verwerving Defensie maar (vooral) ook uit hoofde van zijn ambt als opsporingsambtenaar had verdachte op zijn minst moeten en kunnen vermoeden dat hij vertrouwelijk diende om te gaan met de inschrijvingen van overige leveranciers en daarmee dus de informatie over de inschrijving van naam 11 geheim had moeten houden. Door het delen van deze informatie met Ontvanger info 1, zijn eigen zakenpartner en notabene een concurrent van naam 11, heeft verdachte zijn ambtsgeheim geschonden. De militaire kamer acht het tweede feit derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 3 (verstrekken opleidingsbudget)
Getuige 1 heeft verklaard dat verdachte betrokken was bij de aanbesteding 2015 en dat hij een van de drie medewerkers was die de aanbesteding zouden beoordelen.
In de Raamovereenkomst bewustwordingstrainingen programma “afpakken” ten behoeve van het Ministerie van Defensie worden de gunningscriteria voor de aanbesteding 2015 beschreven. Uit hoofdstuk 6 van dit document blijkt dat de prijs voor 50% de gunning bepaalt.
Op 24 augustus 2015 mailde Ontvanger info 1 aan verdachte:
“Vorige week gaf je aan dat er nu toch een nieuwe aanbesteding moest komen en voor een bedrag van €60.000. Ik hoop dat je inmiddels Getuige 1 gesproken hebt en dat gezien de afspraken van vorig jaar die aanbesteding aangepast kan worden naar €60.000 en dat er dus geen andere partijen mee kunnen doen. Hoor graag van je hoe dit gesprek gegaan is.”
Op 8 oktober 2015 stuurt Getuige 1 een email aan verdachte waarin hij navraagt of de gunningscriteria van 2014 gehandhaafd blijven en voegt die als bijlage aan de email. Op 9 oktober 2015 antwoordt verdachte bevestigend.
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat verdachte dit bedrag van € 60.000 wel had genoemd, maar dat hij dacht dat dit slechts een inschatting was en dat het niet ging om het daadwerkelijke budget van de aanbesteding. Getuige 2 heeft verklaard dat verdachte als teamleider naam 12 wel op de hoogte was van het jaarlijkse budget voor de opleidingen. Getuige 1 heeft verklaard dat op het moment dat een leverancier de hoogte van het budget weet, zijn onderhandelingspositie als inkoper weg is.
Conclusie feit 3
Op basis van het bovenstaande stelt de militaire kamer vast dat verdachte gelet op zijn functie als teamleider op de hoogte was, althans moet zijn geweest van de omvang van het opleidingsbudget over het jaar 2015 en dat hij daarnaast deze informatie heeft gedeeld met Ontvanger info 1. Aangezien de aanbestedingsprocedure van 2015 op dat moment nog liep, en informatie omtrent de hoogte van het budget cruciaal was voor de onderhandelingspositie van de inkoper, was dit geheime informatie die niet met derden gedeeld had mogen worden. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten en kunnen vermoeden dat hij deze informatie niet met derden had mogen delen, gelet op zijn functie als opsporingsambtenaar en frauderechercheur, de aard van de informatie en het nog lopende aanbestedingstraject. Nu verdachte deze informatie met Ontvanger info 1 heeft gedeeld, is er sprake van schending van het ambtsgeheim door verdachte. Daaraan doet niet af dat verdachte, zoals hij zelf zegt, slechts een schatting zou hebben gegeven van het te besteden budget, aangezien ook die schatting – ongeacht hoe die tot stand is gekomen – niet had mogen worden gedeeld met een van de leveranciers omdat daarmee alsnog een inschatting van het (maximaal) te besteden bedrag van de KMar aan Ontvanger info 1 is doorgespeeld. Het gevaar is er immers in gelegen dat daarmee (opnieuw) een oneerlijke concurrentie positie ontstaat, omdat Ontvanger info 1 daarmee zijn offerte kan aanpassen aan het geschatte budget, een kans die de andere leveranciers niet is geboden. De militaire kamer acht feit 3 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De militaire kamer zal hieronder de feiten 4 en 5 bespreken.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de tenlastegelegde passieve omkoping als bedoeld in de artikelen 363 en 362 (oud) van het Wetboek van Strafrecht dient wettig en overtuigend bewezen te kunnen worden dat verdachte als ambtenaar giften heeft aangenomen waarvan hij wist of redelijkerwijs vermoedde dat die zijn gedaan teneinde hem te bewegen in zijn bediening (al dan niet in strijd met zijn plicht) iets te doen of na te laten. Daarvoor is – anders dan de letterlijke tekst van de wet doet vermoeden – niet vereist dat giften zijn gedaan met het oogmerk van een concrete tegenprestatie of om het doen ontstaan van een speciale relatie die zal leiden tot een voorkeursbehandeling. Wel moet bewezen kunnen worden dat die giften het kennelijke doel of de uiterlijke strekking hadden om dergelijke vormen van begunstiging te bewerkstelligen. Er hoeft ook geen direct verband te bestaan tussen enerzijds giften / omkopingsmiddelen en een concrete tegenprestatie anderzijds, omdat het voldoende kan zijn dat de giften worden gedaan om een relatie met een ambtenaar te doen ontstaan of onderhouden, met het doel een voorkeursbehandeling te krijgen. Dit is mede afhankelijk van de omvang, de aard en frequentie van de giften, de positie van de ambtenaar binnen de organisatie en het tijdstip waarop de giften zijn gedaan.
Met betrekking tot feit 4 (De aanbesteding van 2014)
Ontvanger info 2 heeft in de tenlastegelegde periode de volgende betalingen verricht aan bureau van verdachte:
22 september 2014 € 3.000
11 november 2014 € 1.500
4 maart 2015 € 1.500
4 juni 2015 € 1.500
19 september 2015 € 1.500
Ten aanzien van de te geven opleidingen voor 2014 heeft Ontvanger info 1 op 15 en 19 april 2014 zijn offerten aan verdachte gemaild. Hij bood hierbij de volgende opleidingen aan:
Tweedaagse incompany witwasopleiding "Afnemen kunnen we allemaal" niveau II;
Afnemen kunnen we allemaal niveau I;
witwassen en financieel economische criminaliteit voor de informatiemedewerker.
witwassen en financieel economische criminaliteit voor leidinggevenden".
Vanuit de KMar was de heer Getuige 1 verantwoordelijk voor de aanbestedingen. Op 8 juli 2014 mailt verdachte aan Getuige 1 informatie over het trainingsbureau van Ontvanger info 1 met de tekst: “Wij doen al een aantal jaren, naar volle tevredenheid, zaken met dit trainingsbureau.”
Getuige 1 heeft verklaard dat het hem ontbrak aan specialistische kennis op het gebied van financiële opleidingen. Aan verdachte als behoeftesteller werd aldus, gelet op zijn deskundigheid, gevraagd om de namen van een aantal andere trainingsbureaus door te geven die ook konden worden aangeschreven ten behoeve van de aanbesteding. Verdachte heeft hier naar eigen zeggen een ‘googleslag’ aan gewijd.
Verdachte heeft vervolgens op 17 juli 2014 de namen van andere uit te nodigen bedrijven, te weten: naam 21, naam 20 en naam 11 en desgevraagd ook een aantal punten voor het programma van eisen doorgegeven aan naam 22. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij er voor gekozen heeft om de naam van naam 23 niet in dit rijtje te zetten, nu dit bureau volgens hem veel te duur was.
Op 28 juli 2014 stuurt naam 22 – na input van verdachte – hem het definitieve Programma van Eisen. Als algemene eis werd gesteld dat de opleider kennis en ervaring had met betrekking tot het programma naam 12, de docenten over ruime praktijkervaring beschikten in de financiële opsporing en het liefst daarin nog werkzaam waren in verband met het kunnen aandragen van actuele praktijkcasussen aan de hand van de laatste jurisprudentie. Ook diende de opleider goed op de hoogte te zijn van de specifieke taakstelling en de werkzaamheden op financieel gebied van de KMar.
Het Programma van Eisen van de KMar bevatte de volgende opleidingen:
Eendaagse in-company witwasopleiding "Afnemen kunnen we allemaal" niveau I (handhaving);
Tweedaagse in-company witwasopleiding "Afnemen kunnen we allemaal" niveau II (opsporing);
Eendaagse in-company opleiding "Witwassen en financieel economische criminaliteit voor leidinggevenden";
Eendaagse in-company "Witwassen en financieel economische criminaliteit voor informatie medewerkers.
In september 2014 wordt Ontvanger info 1 officieel uitgenodigd om zich in te schrijven op de aanbesteding, wat hij doet. Ook naam 11 heeft zich op 18 september 2014 ingeschreven voor de aanbesteding van 2014. De bedrijven naam 21 en naam 20 hebben zich uiteindelijk niet ingeschreven. Getuige 1 heeft op 19 september 2014 de offertes van Ontvanger info 1 en naam 11 ter beoordeling doorgestuurd naar verdachte.
Tussenconclusie
De militaire kamer stelt vast dat de opleidingen in het Programma van Eisen uit 2014 vrijwel letterlijk overeenkomen met de opleidingen uit de offerten van Ontvanger info 1. De opleidingsbehoefte van de KMar wordt hiermee afgestemd op het opleidingsaanbod van Ontvanger info 1. Hiermee lijkt Ontvanger info 1 niet alleen een voordeel te hebben ten opzichte van naam 11 voor wat betreft het gunnen van de aanbesteding van 2014, maar ook ten aanzien van andere opleidingsbureau’s. Zo verklaart Getuige 5 van naam 21 dat hij de namen van de opleidingen in het Programma van eisen herkende als opleidingen die Ontvanger info 1 gaf, zodat hij dacht dat hij kansloos was en zich heeft teruggetrokken uit de aanbestedingsprocedure. Ook heeft Ontvanger info 1 zijn offerte al ingestuurd voordat hij hiertoe uitgenodigd was.
Afgezien van behoeftesteller, was verdachte bij de aanbesteding in 2014 ook de enige beoordelaar van de inschrijvingen. Getuige 4 heeft verklaard dat verdachte de kennis en de contacten had. Dus als hij met een redelijk plan kwam, dan gingen anderen in de lijn daarmee akkoord. Ook Getuige 2 heeft aangegeven dat het advies van verdachte eigenlijk altijd werd opgevolgd.
Verdachte heeft op 23 september 2014 zijn beoordelingen opgestuurd. Op verzoek van Getuige 1 heeft hij aan de ingeschreven trainingsbureaus punten toegekend op basis van het opleidingsplan en de cv’s. Op beide onderdelen heeft verdachte het bureau van Ontvanger info 1 hoger beoordeeld dan naam 11. Ten aanzien van naam 11 heeft verdachte opgemerkt dat hij het bureau niet in staat achtte om op korte termijn de gevraagde opleidingen te leveren. Dit gold niet voor Ontvanger info 1, welke in het verleden de trainingen ook al verzorgd had. Ook was verdachte van oordeel dat de docenten van naam 11 te hoog gekwalificeerd waren en gaf hij aan dat zij niet werkzaam waren in de dagelijkse politiepraktijk. Voor de docenten van Ontvanger info 1 was dit anders; zij hadden allemaal jarenlange ervaring in de dagelijkse politiepraktijk. Verdachte heeft hierbij aangegeven dat zij hierdoor volgens hem in staat waren om tijdens de trainingen actuele praktijkzaken/voorbeelden te geven. Het totale door verdachte toegekende puntenaantal voor naam 11 kwam op 15 punten en voor Ontvanger info 1 op 35 punten.
Ontvanger info 1 heeft verklaard dat Getuige 1 contact met hem heeft opgenomen dat hij de aanbesteding zou winnen als hij zijn prijs met € 10.000 zou laten zakken. Dit heeft Ontvanger info 1 gedaan; zijn nieuwe offerte bedroeg € 87.800. Ontvanger info 1 heeft vervolgens het officiële bericht ontvangen dat hij de aanbesteding van 2014 gewonnen had. Op 30 september 2014 is de Raamovereenkomst Programma afpakken ondertekend door zowel Ontvanger info 1 als Getuige 1.
Conclusie feit 4
Giften
Op grond van het voorgaande overweegt de militaire kamer dat verdachte en Ontvanger info 1 hun samenwerking uit de jaren 2012 en 2013 ook in de tenlastegelegde periode van feit 4 hebben voortgezet. In de tenlastelegging worden in feit 4 weliswaar twee periodes onderscheiden, maar die houden uitsluitend verband met het komen te vervallen van artikel 362 Sr (oud) en tekstueel wijzigen van artikel 363 Sr. Er zijn zoals hiervoor is aangegeven in die periode(s) meerdere betalingen gedaan door Ontvanger info 1 aan verdachte voor door verdachte verrichte werkzaamheden, voortkomend uit de samenwerkingsovereenkomst.
Het is hierbij niet van belang of verdachte deze werkzaamheden ook daadwerkelijk heeft verricht. Duidelijk is dat verdachte voordeel heeft gehad van werkzaamheden die hij moest verrichten, nu hij – naast zijn salaris als ambtenaar –, hier geld mee verdiende. De betalingen kunnen dan ook worden gekwalificeerd als giften, nu volgens de Hoge Raad het doen van een gift ‘elk overdragen aan een ander van iets dat voor die andere waarde heeft’ omvat en dit begrip in de jurisprudentie ruim wordt uitgelegd.
Tegenprestatie van verdachte en verband tussen gift en tegenprestatie
De giften die door Ontvanger info 1 zijn gedaan moeten een doel dienen om strafbaar te zijn, namelijk de mogelijkheid dat er een tegensprestatie door verdachte wordt geleverd. Deze tegenprestatie moet door verdachte worden gedaan ‘in zijn bediening’, dat wil zeggen in het kader van de vervulling van zijn ambtelijke functie.
De relatie tussen verdachte en Ontvanger info 1 was er naar het oordeel van de militaire kamer op gericht om voor Ontvanger info 1 een voorkeursbehandeling te bewerkstellingen ten aanzien van de door de KMar in te kopen opleidingen voor het programma Afpakken en deze relatie heeft ervoor gezorgd dat zij hier beiden voordeel van hadden.
Ontvanger info 1 mocht de opleidingen voor de KMar verzorgen en verdachte werd – afhankelijk van de omzet van Ontvanger info 1 – betaald voor het ontwikkelen van opleidingen. Hoe meer omzet Ontvanger info 1 genereerde, hoe meer verdachte mocht factureren. Het was hierdoor voor verdachte van belang dat Ontvanger info 1 de aanbesteding van 2014 zou winnen. Als dit niet gelukt was, zou verdachte immers ook inkomen zijn misgelopen.
Verdachte heeft er – als enige beoordelaar – aldus voor gezorgd dat Ontvanger info 1 – zijn zakenpartner – in het voordeel was ten opzichte van de andere inschrijvers van de aanbesteding. Zo heeft verdachte het Programma van Eisen zo laten opstellen dat deze exact overeenkwam met de offerten van Ontvanger info 1 en Ontvanger info 1 hiermee automatisch het goede programma aanbood. Ook heeft verdachte vertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie gedeeld met Ontvanger info 1, zoals bewezenverklaard onder de feiten 1 en 2. Zo heeft verdachte de inschrijving van naam 11 voor de aanbesteding van 2014 en diens docenten met Ontvanger info 1 besproken, en de informatie die Ontvanger info 1 in voornoemde e-mail van 20 september 2014 verdachte heeft gegeven is via verdachte vertaald in de het Programma van Eisen. Ook heeft hij ten behoeve van de opleidingen van Ontvanger info 1 processen-verbaal aangeleverd en meegewerkt aan de ontwikkeling en actualisering van de opleidingen van Ontvanger info 1, waardoor de opleidingen van Ontvanger info 1 op de werkwijze van de KMar afgestemd konden worden en Ontvanger info 1 goed scoorde op de actualiteit en maatwerk van de te bieden opleidingen.
Door het handelen van verdachte is er sprake geweest van het door hem bevorderen van het gunnen van opdrachten voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de Raamovereenkomst programma Afpakken. Zo heeft verdachte aan Ontvanger info 1 in de beoordeling op beide onderdelen meer punten toegekend dan aan de andere inschrijver. Het feit dat verdachte als enige beoordelaar optrad bij de aanbesteding van 2014, maakt dat verdachte zonder meer invloed had op het gunnen van opleidingen aan Ontvanger info 1. De militaire kamer gaat dus niet mee in het verweer van de verdediging dat verdachte onvoldoende zeggenschap had om Ontvanger info 1 te bevoordelen. Dit ook gelet op het feit dat verdachte binnen de KMar op dit gebied als expert werd beschouwd, dat hij binnen de aanbestedingsprocedure verschillende rollen vervulde en zijn adviezen in de regel werden opgevolgd, hetgeen voormelde getuigen Getuige 1, Getuige 4 en Getuige 2 verklaren.
De werkzaamheden van verdachte voor Ontvanger info 1 en de bijbehorende betalingen hadden naar het oordeel van de militaire kamer derhalve de uiterlijke strekking om de begunstiging van Ontvanger info 1 vorm te geven. Uit het dossier en naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting is niet buiten redelijke twijfel vast komen staan dat verdachte deze werkzaamheden gegund heeft gekregen en de betalingen heeft aangenomen terwijl hij wist dat deze hem door Ontvanger info 1 gedaan werden met het oogmerk hem te bewegen iets doen of na te laten in zijn bediening. Van dit bestanddeel zal de militaire kamer verdachte daarom vrijspreken. De culpoze variant van het tenlastegelegde feit acht de militaire kamer echter wel bewezen. Gelet op de hierboven beschreven constructie van werkzaamheden en betalingen had verdachte zich bij het gunnen van deze werkzaamheden en het aannemen van de betalingen moeten en kunnen realiseren dat Ontvanger info 1 hem betaalde met het oogmerk hem te helpen bij het gunnen van de aanbesteding van 2014.
Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat verdachte niet met zijn werkgever heeft besproken dat zijn werkzaamheden voor Ontvanger info 1 waren gewijzigd, dat hij voor totaal andere werkzaamheden dan lesgeven zou worden betaald – welke werkzaamheden niet zijn geconcretiseerd – en waarbij het zeer de vraag is of de werkzaamheden ter zake van de ontwikkelingen en actualisering van de opleidingen van Ontvanger info 1 een min of meer zelfde beloning rechtvaardigen als het daadwerkelijk lesgeven zoals verdachte heeft gedaan. Tegen deze achtergrond kon verdachte redelijkerwijs vermoeden dat het alsnog aangaan van een samenwerkingsovereenkomst met Ontvanger info 1 en in dat verband toegezegde betalingen de strekking zouden (kunnen) hebben tot het bevorderen van de continuïteit van de voorkeurspositie van Ontvanger info 1 die al sinds 2010 bestond. Dit zou immers niet alleen in het voordeel van Ontvanger info 1 maar ook van verdachte zelf zijn.
Gelet op het vorenstaande komt de militaire kamer tot een bewezenverklaring van feit 4. Daarbij dienen twee periodes te worden onderscheiden, hetgeen verband houdt met de inwerkingtreding per 1 januari 2015 van de Wet verruiming mogelijkhedenbestrijding financieel-economische criminaliteit van 19 november 2014.
Na de aanbesteding van 2014
Getuige 1 heeft verklaard dat het in 2014 oorspronkelijk de bedoeling was om het project voor vier jaar aan te besteden; het bleek echter dat hiervoor onvoldoende budget was vrijgemaakt. Ontvanger info 1 was op dat moment al geselecteerd om de aanbesteding gegund te krijgen. Uiteindelijk is er derhalve een contract voor één jaar gesloten. Er is in 2015 vervolgens een nieuwe aanbesteding uitgeschreven. Op de vraag van de heer Getuige 7 of er ook na het aflopen van de aanbesteding van 2014 nog behoefte bestond aan opleidingen in het kader van het programma “Afpakken”, antwoordde verdachte: “Ook na 01 oktober 2015 zullen wij gebruik blijven maken van het trainingsbureau Ontvanger info 1. Ik ga komende maand inventariseren wat de behoefte is.”
De militaire kamer merkt op dat het opvallend is dat verdachte dit schrijft, nu de opleidingsbehoefte ook in 2015 aanbesteed diende te worden en er dus niet vooraf bepaald kon worden dat Ontvanger info 1 de opleidingen zou gaan geven.
De gebeurtenissen omtrent de aanbesteding van 2015 zijn tenlastegelegd als passieve omkoping onder feit 5.
De aanbesteding van 2015 – feit 5
Voor dit feit gelden hetzelfde juridische kader en dezelfde uitgangspunten als ten aanzien van feit 4.
Feiten
Verdachte en Ontvanger info 1 hebben voor 2015 en de periode 2016 tot en met 2019 samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Ontvanger info 2 heeft in de periode 2015 tot en met 31 oktober 2016 ook betalingen gedaan aan verdachte.
In 2015 is er opnieuw een aanbesteding uitgeschreven. Getuige 1 heeft verklaard dat hij bij deze aanbesteding (wederom) de rol van inkoper had. Dit betekent dat hij de leveranciers selecteerde, het verwervingsplan schreef, de selectie-eisen samen met verdachte opstelde en dat hij de prijzen beoordeelde. Getuige 1 heeft verklaard dat de prijs voor vijftig procent meetelde in de beoordeling van de inschrijvingen voor de aanbesteding. Ook dit jaar heeft Getuige 1 aan verdachte gevraagd welke leveranciers aangeschreven dienden te worden. Nadat de inschrijvingen ingestuurd waren, is de kwaliteit van de verschillende bureaus beoordeeld door verdachte, Getuige 7 en Getuige 6.
Op 17 augustus 2015 stuurde verdachte het door hem gecorrigeerde Programma van Eisen terug naar de heer naam 22. Met betrekking tot de cursus ‘Debet Cards’ heeft verdachte aangegeven dat deze opleiding geïntegreerd was in de opleiding ‘Underground Banking’. De aparte opleiding Debet Cards kwam hiermee te vervallen.
Op 10 september 2015 stuurde Ontvanger info 1 al zijn voorstel voor de nieuwe aanbesteding. Hij heeft hierbij aangegeven dat hij nog iets gezakt is met zijn prijzen. Ontvanger info 1 heeft verder in zijn offerte het volgende opgenomen: “Indien de KMar dit wenst, kunnen de opleidingen 6 (Underground Banking) en 7 (Debet/Creditcards) ook samengevoegd worden tot één opleiding. Ook is er in de offerte een dagdeel opleiding Witwassen en financieel economische criminaliteit voor leidinggevenden/HOVJ toegevoegd.
Op 15 september 2015 gaf verdachte de namen door van de trainingsbureaus die konden worden aangeschreven voor de aanbesteding van 2015. Dit waren Ontvanger info 1, naam 21, naam 24, naam 20 en naam 11. Ook heeft hij de gewijzigde namen van de opleidingen voor het Programma van Eisen aan Getuige 1 doorgegeven. Getuige 1 heeft hierover verklaard dat hij dit aan verdachte gevraagd had, nu de namen van de opleidingen in het oorspronkelijke Programma van Eisen erg leken op de namen van de door Ontvanger info 1 aangeboden opleidingen.
Op 18 september 2015 heeft verdachte vervolgens aan Getuige 1 gemaild dat hij een opleiding vergeten was toe te voegen aan het Programma van Eisen, namelijk een dagdeel financiële kennis voor de HovJ module.
Op 29 september 2015 mailt Ontvanger info 1 de tekst van de offerten voor drie opleidingen aan verdachte, met de opmerking “Hoop dat je hiermee uit de voeten kunt mbt het pve”
Op 9 oktober 2015 ontvangt Ontvanger info 1 de uitnodiging om zich in te schrijven op de aanbesteding. Ontvanger info 1 stuurt een offerte in ter waarde van € 61.200. Afgezien van Ontvanger info 1 schrijven ook naam 11 en naam 21 zich in. Zij offreerden voor respectievelijk € 83.015 en € 104.340.
Tussenconclusie
De militaire kamer overweegt dat Ontvanger info 1 wederom zijn offerte in heeft gestuurd voordat hij hier formeel toe werd uitgenodigd en dat hij door middel van de offerten kennelijk informatie probeerde aan te leveren voor het Programma van Eisen. Ook acht de militaire kamer het opvallend dat verdachte op 17 augustus 2015 het door hem gecorrigeerde Programma van Eisen naar de heer naam 22 stuurt waarbij hij opmerkt dat de cursus ‘Debet Cards’ geïntegreerd is in de opleiding ‘Underground Banking’ en dat aparte opleiding Debet Cards daarmee komt te vervallen. Vervolgens heeft Ontvanger info 1 het in zijn op 10 september 2015 gestuurde voorstel het eveneens over de mogelijkheid van het integreren van de opleiding Debet Cards. Ontvanger info 1 maakt voorts op 10 september melding dat een opleiding voor HOvJ’s is toegevoegd en dat verdachte op 18 september aan Getuige 1 laat weten het Programma van Eisen met deze opleiding uit te breiden. De militaire kamer overweegt daarnaast dat Ontvanger info 1 – nadat hij in een gesprek met verdachte op de hoogte was gesteld van het budget voor de aanbesteding – een offerte instuurt welke niet ver af zit van het beschikbare budget. Daarbij valt op dat de offerte van Ontvanger info 1 aanmerkelijk lager ligt dan van zijn concurrenten maar ook dat de offerte van Ontvanger info 1 aanmerkelijk (circa € 30.000) lager ligt dan hetgeen hij in 2014 heeft geoffreerd.
Feiten feit 5 vervolg
Verdachte is in 2015 wederom betrokken bij de beoordeling van de inschrijvingen van de aanbesteding. In dit geval samen met Getuige 6 en Getuige 7. Getuige 1 vraagt hen op 6 november 2015 de inschrijvingen te beoordelen op inhoud; de prijzen zal hij zelf beoordelen. Mevrouw Getuige 6 maakt bij haar beoordeling gebruik van de reeds door verdachte ingevulde matrix met scores en commentaar. Verdachte heeft in dat verband op 13 november 2015 aan Getuige 6 de volgende mail gestuurd:
“Bijgevoegd de door mij ingevulde matrix. Verzoek om de motivering in eigen bewoordingen te zetten. De score kun je laten zoals hij is. Mocht je nog vragen hebben dan hoor ik het wel. Ik neem begin volgende week nog even contact met je op.”
Getuige 6 heeft hier achteraf over verklaard dat verdachte haar gevraagd had om medebeoordelaar van de aanbesteding te zijn nu dit tot haar takenpakket behoorde. Getuige 6 achtte zichzelf hier echter niet de geschikte persoon voor nu ze er geen verstand van had. Toen verdachte voorstelde om dan maar zijn beoordeling over te nemen, vond Getuige 6 dat niet ethisch. Zij heeft dit vervolgens met haar leidinggevenden besproken en zij gaven aan dat zij geen probleem zagen in deze werkwijze aangezien verdachte de expert was. Getuige 6 heeft vervolgens een beoordeling ingestuurd waar aan Ontvanger info 1 49, aan naam 21 27 en aan naam 11 12 punten zijn toegekend. Zij is hiermee 1 à 2 punten afgeweken van de door verdachte ingevulde en aan haar toegestuurde beoordeling.
Nadat de beoordelingen aan Getuige 1 gestuurd waren, heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de beoordelaars en Getuige 1. Getuige 6 was hierbij niet aanwezig. Na afloop van dit overleg heeft verdachte zijn beoordelingen aangepast. Na deze aanpassing komt verdachte in totaal tot 44 punten voor Ontvanger info 1, 31 punten voor naam 21 en 23 punten voor naam 11. Verdachte noemt in zijn beoordeling onder andere dat “Ontvanger info 1 continue bezig is met het verbeteren van de maatwerktrainingen.”
Ook Getuige 7 heeft verklaard dat hij zijn beoordeling na dit overleg heeft aangepast. En ook uit de beoordeling van Getuige 7 is Ontvanger info 1 als beste naar voren gekomen. De aanbesteding van 2015 werd derhalve gewonnen door Ontvanger info 1. De definitieve raamovereenkomst is vervolgens getekend op 22 december 2015.
Tussenconclusie
De militaire kamer begrijpt uit het voorgaande dat verdachte bij het beoordelen van de offertes een zeer grote rol heeft gespeeld. Immers naast zijn eigen beoordeling, waarbij hij Ontvanger info 1 overduidelijk de meeste punten toekent, is ook de beoordeling van Getuige 6 gebaseerd op de waardering door verdachte, tengevolge waarvan Ontvanger info 1 ook van haar de meeste punten toegekend krijgt. Nu de offerte van Ontvanger info 1 ook nog het dichtst ligt bij het beschikbare budget, kon het niet anders dan dat Ontvanger info 1 ook de aanbesteding van 2015 zou verkrijgen.
Feiten feit 5 vervolg
In de periode van de aanbesteding van 2015 werd er tussen verdachte en Ontvanger info 1 verschillende malen heen en weer gemaild over het budget, de omzet van Ontvanger info 1 en de vraag of er nog meer opleidingen ‘weggezet’ kunnen worden.
Zo heeft Ontvanger info 1 op 25 mei 2015 aan verdachte gemaild:
“Vorige maand ben ik bij je geweest en gaf je aan dat je zou proberen op naam 25 Eindhoven nog 4 blauwe opleidingen weg te zetten. Gisteren gaf je aan dat hier nog 1 AKWA 1 opleiding van overblijft. Ik vind dit uiteraard jammer want daarmee zakt mijn omzet met EUR 7.800,00. Het zou mooi zijn als je met dit budget nog opleidingen kan wegzetten in Noord en Oost Nederland. Je gaf aan dat je hiermee bezig bent.”
Op 7 april 2016 schreef Ontvanger info 1 aan verdachte:
“Omzet tot nu toe is voor mij toch wat teleurstellend €5.600. Ik hoop en ga daar ook van uit dat er de komende twee a drie maanden opdrachten gaan komen vanuit de Kmar. Ik was dan ook blij met je bericht dat we een grote kans hebben om ook initieel op te gaan leiden.”
Verdachte antwoordt op bovenstaande mail van 7 april:
“Ik heb zojuist contact gehad met de planning op Schiphol en afgesproken dat er in de periode tussen 23 mei en 17 juni 2016 een zevental HOvJ modules gegeven gaan worden.”
Ook werd er tussen verdachte en Ontvanger info 1 gesproken over de toekomst en de situatie van het gunnen van opleidingen als verdachte niet langer werkzaam zou zijn bij de KMar. Zo mailt Ontvanger info 1 op 12 januari 2016 aan verdachte:
“en zoals jij al mondeling aangaf ga jij je best doen bij je opvolger mij weer in positie te brengen zodat er voldoende werk blijft.”
Tussenconclusie
De militaire kamer leidt uit bovenstaande e-mails af dat verdachte enerzijds zijn best deed om de omzet van Ontvanger info 1 te verhogen en anderzijds toegezegd had om Ontvanger info 1 in een goede positie te brengen bij zijn opvolger bij de KMar voor het inkopen van de opleidingen.
(Eind) Conclusie feit 5
Giften en beloften
In de tenlastegelegde periode van 1 mei 2015 tot en met 31 oktober 2016 zijn er door Ontvanger info 1 aan verdachte meerdere betalingen gedaan voor door verdachte verrichte werkzaamheden, voortkomend uit de samenwerkingsovereenkomst. Nadat de Politieacademie als afnemer van de opleidingen voor Ontvanger info 1 wegviel, zijn niet alleen in 2014 maar ook in 2015 en in 2016 tussen verdachte en Ontvanger info 1 afspraken gemaakt over de wijze waarop Ontvanger info 1 ook in de toekomst in de mogelijkheid zou blijven om de opleidingen voor de KMar te verzorgen. Ontvanger info 1 kon verdachte niet langer inzetten voor het geven van opleidingen, maar om de positie van zijn Trainingsbureau als aanbieder van opleidingen veilig te stellen, was het doorzetten van de samenwerking met verdachte een vereiste. Ontvanger info 1 betaalde verdachte vervolgens voor het ontwikkelen en actualiseren van opleidingen ten behoeve van Ontvanger info 2 en verdachte heeft deze verandering van werkzaamheden niet gemeld bij zijn werkgever.
Ook is er in deze periode sprake van het toezeggen van een toekomstige zakelijke samenwerking tussen Ontvanger info 1 en verdachte; er zijn namelijk werkzaamheden en betalingen in het vooruitzicht gesteld en aldus zijn aan verdachte beloften gedaan. Zo is begin 2016 tussen verdachte en Ontvanger info 1 afgesproken dat verdachte in 2019 – na zijn functioneel leeftijdsontslag (FLO) – weer cursussen mocht gaan geven voor Ontvanger info 1. Nu van tevoren voor het overgrote deel vaststond welke bedragen verdachte volgens Ontvanger info 1 mocht factureren, zonder dat exact duidelijk was welke werkzaamheden hier tegenover zouden staan, is naar het oordeel van de militaire kamer voldaan aan het eerste vereiste van passieve omkoping, namelijk de giften. Gelet op de toezegde werkzaamheden is er afgezien van giften ook sprake van beloften.
Tegenprestatie van verdachte en verband tussen gift en tegenprestatie
Uit het dossier en naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting is niet buiten redelijke twijfel vast komen staan dat verdachte deze werkzaamheden gegund heeft gekregen en de betalingen heeft aangenomen of deze hem in het vooruitzicht zijn gesteld terwijl hij wist dat deze hem door Ontvanger info 1 gedaan werden met het oogmerk hem te bewegen iets te doen of na te laten in zijn bediening. Van dit bestanddeel zal de militaire kamer verdachte daarom vrijspreken. De culpoze variant van het tenlastegelegde feit acht de militaire kamer echter wel bewezen. Gelet op de hierboven beschreven constructie van werkzaamheden en betalingen had verdachte zich bij het gunnen van deze werkzaamheden en het aannemen van de betalingen moeten en kunnen realiseren dat Ontvanger info 1 hem betaalde en werkzaamheden beloofde met het oogmerk hem te helpen bij het gunnen van de aanbesteding van 2015.
De relatie tussen verdachte en Ontvanger info 1 was er naar het oordeel van de militaire kamer opnieuw, althans nog steeds op gericht om voor Ontvanger info 1 een voorkeursbehandeling te bewerkstellingen ten aanzien van de door de KMar in te kopen opleidingen voor het programma Afpakken en deze relatie heeft ervoor gezorgd dat zij hier beide voordeel van hadden. Ontvanger info 1 mocht de opleidingen voor de KMar – zijn enige opdrachtgever – verzorgen en verdachte werd afhankelijk van de omzet van Ontvanger info 1 betaald voor kennelijk het ontwikkelen van opleidingen. Hoe meer omzet Ontvanger info 1 genereerde, hoe meer verdachte mocht factureren. Verdachte wilde daarom ook in 2015 Ontvanger info 1 inhuren voor het geven van opleidingen van de KMar, hetgeen hij nog vóór de aanbestedingsprocedure aan Van Getuige 7 heeft laten weten. Als dit niet gelukt was, zou verdachte immers ook inkomen zijn misgelopen.
Verdachte heeft er aldus voor gezorgd althans bevorderd dat Ontvanger info 1 in het voordeel was ten opzichte van de andere inschrijvers van de aanbesteding. Zo heeft verdachte kennelijk het Programma van Eisen voor wat betreft de opleiding voor HOvJ’s en het integreren van de debet cards opleiding in de opleiding Underground Banking laten aanpassen na input van Ontvanger info 1. Daarnaast heeft verdachte de opleidingen van Ontvanger info 1 geactualiseerd en verbeterd en hem vervolgens in de beoordeling van de aanbesteding hoge punten gegeven voor het feit dat hij continue bezig was met het verbeteren van zijn opleidingen. Ook heeft verdachte geheime en vertrouwelijke informatie gedeeld met Ontvanger info 1, zoals reeds besproken is onder ‘conclusie feit 3’. Zo heeft verdachte het budget van de aanbesteding van 2015 met – uitsluitend – Ontvanger info 1 gedeeld, waardoor Ontvanger info 1 zijn prijs in de offerte hierop kon aanpassen. Gelet op het feit dat de prijs voor vijftig procent meetelde in de beoordeling en dat Ontvanger info 1 de enige aanbieder was die met zijn offerte in de buurt kwam van dit budget, acht de militaire kamer bewezen dat verdachte Ontvanger info 1 hiermee bevoordeeld heeft.
De tussen verdachte en Ontvanger info 1 afgesproken constructie van factureren leidde ertoe dat het voor verdachte gunstig was als de omzet van Ontvanger info 1 omhoog ging; hij mocht dan zelf immers ook meer factureren. Verdachte heeft zich in dit kader ingezet om een zo hoog mogelijke omzet voor Ontvanger info 1 te genereren. Dit blijkt ook uit verschillende mails over het ‘wegzetten’ van opleidingen. Daar komt bij dat verdachte zijn best heeft gedaan om het aangaan van een relatie tussen Ontvanger info 1 en de opvolger van verdachte bij de KMar te bevorderen.
Door het handelen van verdachte is er sprake geweest van het door hem bevorderen van het gunnen van opdrachten voortvloeiend uit de aanbesteding betreffende de Raamovereenkomst programma Afpakken. De militaire kamer gaat hiermee niet mee in het verweer van de verdediging dat verdachte onvoldoende zeggenschap had om Ontvanger info 1 te kunnen bevoordelen.
Het feit dat verdachte een centrale rol speelde in de aanbestedingsprocedure van 2015 blijkt afgezien van hetgeen overwogen onder ‘conclusie feit 4’ alleen al uit het feit dat hij heeft getracht Getuige 6 – die door hem als beoordelaar was aangedragen terwijl zij niet ter zake kundig was – zijn puntentoekenning ongewijzigd te laten overnemen, en de leidinggevenden van Getuige 6 aangaven dat het geen probleem was als zij de beoordelingsmatrix van verdachte zou overnemen en deze zou insturen als haar beoordeling. Verdachte had hiermee wel degelijk een grote invloed op de gunning binnen de aanbestedingsprocedures.
Dit klemt temeer nu verdachte sedert zijn besluit nevenwerkzaamheden nagenoeg niemand op de hoogte had gebracht van zijn eigen bedrijf noch melding had gemaakt van zijn samenwerkingsverband met Ontvanger info 1. Hierdoor hadden de betrokken collega’s geen (extra) reden bedacht te zijn op belangenverstrengeling of onwenselijke situaties. Zeker nu verdachte binnen Defensie gezien werd als de expert op het gebied van naam 12 maakte dat verdachte heel veel bewegingsruimte had en hij ongegeneerd kon handelen zoals hij heeft gedaan.
De werkzaamheden van verdachte voor Ontvanger info 1 hadden naar het oordeel van de militaire kamer derhalve de uiterlijke strekking om de begunstiging van Ontvanger info 1 vorm te geven.
Gelet op het vorenstaande komt de militaire kamer tot een bewezenverklaring van feit 5.
Bewezenverklaring
feit 1: enig geheim waarvan hij weet dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden;
feit 2: enig geheim waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden;
feit 3: enig geheim waarvan hij redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden;
feit 4:
in de periode van 1 april 2014 tot en met 31 december 2014: als ambtenaar een gift aannemen, redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten;
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 september 2015: als ambtenaar een gift aannemen, redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten;
feit 5: als ambtenaar een gift aannemen, redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten.
Strafoplegging
Militaire kamer veroordeelt ex-militair voor schending ambtsgeheim en passieve omkoping tot een werkstraf van 40 uren.
Lees hier de volledige uitspraak.