Schot in vervolging Hamers?
/Voorzitter van Stichting Onderzoek Bedrijfsinformatie (SOBI), Pieter Lakeman, eist dat het Openbaar Ministerie voormalig ING-topman Ralph Hamers uiterlijk 1 november voor de strafrechter brengt. Deze eis is de inzet van een kort geding dat Lakeman tegen de Staat aanspant. Het Openbaar Ministerie is volgens hem in gebreke gebleven door niet te voldoen aan een bevel van het Haagse Gerechtshof d.d. 9 december 2020 om Ralph Hamers strafrechtelijk te vervolgen voor zijn rol in het falend anti witwasbeleid van ING. Het kort geding tegen de Staat vindt plaats op 4 oktober om 11:00 uur bij de rechtbank Den Haag.
Het Haagse Gerechtshof Hof achtte het in december 2020 van belang ‘dat in een openbaar strafproces de norm wordt bevestigd dat ook bestuurders van een bank niet vrijuit gaan als zij feitelijk leiding hebben gegeven aan verboden gedragingen. De burger moet kunnen zien dat ook dergelijk handelen door de overheid niet wordt geaccepteerd.’ ING Bank schikte de zaak in 2018 voor 775 miljoen euro. Hamers bleef buiten schot en was na zijn vertrek bij ING van september 2020 tot april 2023 CEO van de Zwitserse bank UBS.
Voor zover bekend is het voor het eerst dat het OM stelselmatig weigert gevolg te geven aan een bevel van het Hof tot strafrechtelijke vervolging. Dit ondanks het feit dat SOBI er de afgelopen jaren bij herhaling op heeft aangedrongen. Omdat desondanks nooit een dagvaarding werd uitgebracht, eiste SOBI onlangs van het OM een schriftelijke bevestiging dat uiterlijk op 1 november alsnog tot het dagvaarden van Hamers wordt overgaan.
Het OM reageerde negatief en stelde dat het jarenlang negeren van het bevel van het Hof er toe zou hebben geleid dat een aantal strafbare feiten binnen enkele jaren verjaart en dat het daarom te laat is om Hamers daarvoor te dagvaarden, aldus Lakeman. Tevens poneert het OM de stelling dat andere door Hamers gepleegde strafbare feiten pas over zó veel tijd verjaren dat daar geen haast mee gemoeid is. Lakeman concludeert dat het OM al enkele jaren bewust vertraging toepast. Hij vindt dat het zo niet langer kan, mede omdat wellicht ook twee voormalige directieleden van ABN AMRO financiële misdrijven hebben gepleegd die ook dreigen te verjaren. Het algemeen belang eist volgens SOBI dat nú actie wordt ondernomen omdat ook de vrijwel identieke zaak tegen de twee voormalige leden van de Raad van Bestuur van ABN AMRO op behandeling wacht.