Slagende bewijsklacht artikel 5 WVW: bewezenverklaring is niet voldoende met redenen omkleed
/Hoge Raad 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2667
Het Gerechtshof ’s Gravenhage heeft bij arrest van 18 februari 2013 verdachte (‘afstartster’ bij een straatrace) veroordeeld tot voorwaardelijke geldboete van € 500,- met een proeftijd van 2 jaren wegens overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze bewezenverklaring steunt blijkens de aantekening mondeling arrest op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van overtreding d.d. 30 mei 2010, van de politie Rotterdam-Rijnmond met nummer PL17L0 201073244-1 inhoudende het relaas van de verbalisanten en de verklaring van de verdachte voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven -: "Ik heb wel een paar auto's afgestart. Dat betekent dat auto's daarna gaan rijden. Dus dat mensen dan gaan racen".
De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende: A. Het klopt dat ik op 27 mei 2010 te Rotterdam op de openbare weg, te weten de Sluisjesdijk, tussen twee auto's stond met aan mijn handen plastic opblaasbare gekleurde oranje handschoenen om zo deze auto's te laten starten. De auto's reden weg op het moment dat mijn duimen, die eerst naar het wegdek wezen, omhoog wezen en ik een buiging maakte. Het klopt dat de verbalisanten destijds met mij hebben gesproken. Ik woonde toen aan de [a straat] te [geboorteplaats]."
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt omtrent hetgeen de raadsman van de verdachte aldaar heeft aangevoerd onder meer het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. De raadsman bepleit vrijspraak van het (...) ten laste gelegde. De raadsman zet zijn vraagtekens bij het proces-verbaal van overtreding in verband met de ambtshalve herkenning van ene [verdachte] en dat niet duidelijk is hoeveel auto's de verdachte zou hebben afgestart. Voorts is hij van mening dat het afstarten van auto's door de verdachte niet valt onder artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Het starten op zich behelst geen gevaarlijk weggedrag en het handelen van de verdachte op zichzelf creëert niet het gevaar, aldus de raadsman."
Middel
Het middel klaagt in de eerste plaats dat de bewezenverklaring niet voldoende met redenen is omkleed.
Beoordeling Hoge Raad
De in het middel bedoelde klacht is terecht voorgesteld. Voor zover het Hof van oordeel was dat het op de voet van art. 359, derde lid tweede volzin, Sv kon volstaan met een opgave van het hiervoor in 2.3 onder 1 vermelde proces-verbaal, zonder de inhoud van het relaas van de verbalisanten weer te geven aangezien de verdachte het gerelateerde heeft bekend, is dat oordeel onjuist, nu de raadsman van de verdachte vrijspraak heeft bepleit.