SyRI-wetgeving in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten voor de Mens

Rechtbank Den Haag 5 februari 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:865

SyRI is een wettelijk instrument dat de overheid gebruikt voor de bestrijding van fraude op bijvoorbeeld het terrein van uitkeringen, toeslagen en belastingen. De rechtbank is van oordeel dat de wetgeving die de inzet van SyRI regelt in strijd is met hoger recht. De wetgeving voldoet volgens de rechtbank niet aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten voor de Mens (EVRM). Dit artikel beschermt het recht op respect voor het privéleven.

​Toets

De rechtbank moest toetsen of de SyRI-wetgeving in strijd is met eenieder verbindende bepalingen van internationaal of Europees recht. De rechtbank heeft beoordeeld of de SyRI-wetgeving voldoet aan artikel 8 lid 2 EVRM. Die bepaling vereist een ‘fair balance’ (een redelijke verhouding) tussen het maatschappelijk belang dat de wetgeving dient en de inbreuk op het privéleven die de wetgeving maakt.

​Bijzondere verantwoordelijkheid bij nieuwe technologieën

Op grond van artikel 8 EVRM rust op Nederland als lidstaat bij de toepassing van nieuwe technologieën een bijzondere verantwoordelijkheid. Daarbij gaat het om de juiste balans in de weging van enerzijds de voordelen die aan het gebruik van die technologieën verbonden zijn tegenover anderzijds de inmenging die dat gebruik op het recht op respect voor het privéleven kan maken. Dit geldt ook in het geval van de inzet van SyRI.

​Inzet SyRI onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar

De rechtbank komt tot het oordeel dat de SyRI-wetgeving in haar huidige vorm de toets van artikel 8 lid 2 EVRM niet doorstaat. De rechtbank heeft de doelen van de SyRI-wetgeving, namelijk het voorkomen en bestrijden van fraude in het belang van het economisch welzijn, afgezet tegen de inbreuk op het privéleven die de wetgeving maakt. Volgens de rechtbank voldoet de wetgeving niet aan de ‘fair balance’ die het EVRM vereist om te kunnen spreken over een voldoende gerechtvaardigde inbreuk op het privéleven. De wetgeving is wat betreft de inzet van SyRI onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar. De wetgeving is onrechtmatig want in strijd met hoger recht en dus onverbindend. 

​Achtergrond

Een aantal maatschappelijke organisaties, waaronder het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten, en twee burgers hebben deze procedure tegen de Staat aangespannen. De FNV heeft zich aan de zijde van eisers gevoegd. Eisers willen een ‘halt’ toeroepen aan het gebruik van SyRI. Zij vinden dat de overheid met de inzet van SyRI een ontoelaatbare inbreuk maakt op mensenrechten. De Staat is het niet eens met dit standpunt. De Staat heeft naar voren gebracht dat de SyRI-wetgeving voldoende waarborgen bevat om de privacy van eenieder te beschermen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^