Termen “beledigd” en “beledigend”
/Hoge Raad 5 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1107
Feiten
Bij arrest van 26 september 2011 is de verdachte door het Gerechtshof Amsterdam wegens 1. belediging en 2. bedreiging veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van tien weken en een geldboete van € 350,-.
Namens de verdachte heeft mr D.E. Wiersum, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgedragen.
Middel
Het eerste middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat de door de aangeefster gedane schriftelijke klacht betrekking heeft op belediging.
Beoordeling Hoge Raad
De tenlastelegging is toegesneden op art. 266, eerste lid, Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging voorkomende termen "beledigd" en "beledigend" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als toekomt aan de in die bepaling voorkomende uitdrukking "belediging".
Mede gelet op hetgeen de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen inhouden kan de in de tenlastelegging en bewezenverklaring omschreven gedraging - het opzettelijk spuwen tegen een raam van de auto waarin de aangeefster was gezeten - niet zonder meer worden aangemerkt als "belediging" in de zin van voormelde wetsbepaling. Daaruit volgt dat het Hof is uitgegaan van een onjuiste opvatting omtrent de in de tenlastelegging voorkomende termen "beledigd" en "beledigend" en dat het derhalve de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. De bewezenverklaring is in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de verdachte vrijspreken van het hem onder 1 tenlastegelegde. Dat brengt mee dat hij - mede gelet op het bepaalde in art. 68 Sr - geen in rechte te respecteren belang heeft bij de gegrondbevinding van de namens hem voorgestelde middelen van cassatie, die betrekking hebben op de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging ter zake van feit 1, zodat deze onbesproken dienen te blijven.
Lees hier de volledige uitspraak.