Toe te passen maatstaf ingeval o.g.v. art. 94a Sv beslag rust op het inbeslaggenomen voorwerp en een derde in een beklagprocedure a.b.i. art. 552a Sv om teruggave verzoekt

Hoge Raad 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:613

De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 30 augustus 2016 het klaagschrift van de klaagster ex. art. 552a Sv, strekkende tot teruggave aan haar van een inbeslaggenomen voertuig, te weten een Mercedes, ongegrond verklaard.

De Rechtbank heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:

"Beoordeling van het beklag

(...)

Vast staat dat bedoelde personenauto op 10 maart 2016 onder klager in beslag is genomen. Voorts staat vast dat op 27 mei 2016 door de rechter-commissaris een machtiging conservatoir beslag is afgegeven tot een bedrag van € 7.850,- en dat de personenauto vatbaar is voor dit conservatoire beslag.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het bedrijf klaagster geen verdachte is blijkens de verklaring van de officier van justitie en dat de machtiging tot conservatoir beslag ziet op de strafzaak tegen verdachte klager. Nu de auto eigendom is van het bedrijf is er sprake van een onrechtmatig derdenbeslag.

(...)

De rechtbank overweegt als volgt.

Uit het dossier en hetgeen in raadkamer is verhandeld, blijkt dat klaagster de eigenaar is van de personenauto en niet de beslagene. De rechtbank stelt dan ook vast dat klaagster rederlijkwijs als rechthebbende dient te worden aangemerkt. De volgende vraag is, of, nu klaagster redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd, er nog een strafvorderlijk belang is bij het voortduren van het beslag. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 3 augustus 2016 volgt dat beslagene de enige bestuurder, algemeen directeur, van klaagster is. Voorts zijn er bij beslagene thuis diverse spullen in beslag genomen welke het vermoeden versterken dat beslagene zich bezig hield met grootschalige diefstal dan wel heling van fietsen. Zo zijn er bij de woning van beslagene 44 SIM-kaarten aangetroffen van telefoonnummers die corresponderen met diverse Marktplaats advertenties, alsmede een lijst met nieuwe framenummers, een slijptol, fietssloten en fietssleutels en nog veel meer. De personenauto is mogelijk gebruikt bij het vervoeren van de gestolen fietsen.

Gelet op deze aanwijzingen in het dossier en de reeds genoemde verdenking van beslagene, is de rechtbank van oordeel dat zich hier niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de personenauto verbeurd zal verklaren. Het belang van strafvordering verzet zich derhalve tegen opheffing van het beslag, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard. Het feit dat klaagster als redelijkerwijs rechthebbende dient te worden aangemerkt doet hieraan niets af, nu het zeer waarschijnlijk is dat beslagene als enig bestuurder van het bedrijf feitelijk en als enige deze auto in gebruik heeft.

(...)

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaren."
 

Middel

Het middel klaagt erover dat de Rechtbank geen blijk heeft gegeven te hebben onderzocht of zich de situatie als bedoeld in art. 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet.
 

Beoordeling Hoge Raad

Bij de stukken van het geding bevindt zich een 'Vordering machtiging conservatoir beslag (art. 103 Sv), handhaven' en een daaropvolgende 'Machtiging tot het handhaven van conservatoir beslag' met betrekking tot de personenauto van het merk Mercedes met kenteken AA-00-AA. Volgens deze stukken rustte ten tijde van de bestreden beschikking op de inbeslaggenomen personenauto beslag op de voet van art. 94a Sv.

Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat de rechter in een geval als het onderhavige, waarin op de voet van art. 94a Sv beslag rust op het inbeslaggenomen voorwerp en een derde in een beklagprocedure op de voet van art. 552a Sv om teruggave verzoekt, als maatstaf moet aanleggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat die derde als eigenaar van dat inbeslaggenomen voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk moet geven. Indien die derde als eigenaar wordt aangemerkt zal de rechter tevens moeten onderzoeken, en daarvan blijk moeten geven, of zich de situatie van art. 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.15).

Uit de overwegingen van de Rechtbank blijkt niet dat zij heeft onderzocht of zich de situatie van art. 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet. De enkele overweging dat het zeer waarschijnlijk is dat klager als enig bestuurder van het bedrijf feitelijk en als enige de betreffende auto in gebruik heeft, is daartoe onvoldoende. De bestreden beschikking is derhalve ontoereikend gemotiveerd.

Het middel is gegrond.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^