Tuchtrecht banken: Commissie van Beroep berispt bestuursvoorzitter en twee commissarissen om beloningsvoorstel

De Commissie van Beroep van Tuchtrecht Banken heeft een (voormalig) bestuursvoorzitter en twee commissarissen berispt vanwege een beloningsvoorstel dat in 2018 veel stof deed opwaaien. Eerder verklaarde de Tuchtcommissie Banken de klachten ongegrond. Volgens de Commissie van Beroep is de Gedragscode Bancaire Sector wel overtreden: door onzorgvuldig handelen van deze bankmedewerkers is het vertrouwen van de samenleving in de bank geschaad.

De klachten gingen over het voorstel om de beloning van de bestuursvoorzitter (inclusief bonus) met ongeveer 50% ineens te verhogen, tot iets meer dan 3 miljoen euro per jaar. Het persbericht waarin het beloningsvoorstel werd aangekondigd, veroorzaakte destijds in Nederland veel ophef en afkeuring. De raad van commissarissen trok het voorstel binnen een paar dagen weer in.

De Commissie van Beroep constateert dat de voorgenomen beloningsconstructie binnen de geldende regels paste en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de integriteit van de drie personen, maar zij constateert ook dat gedragsregels uit de gedragscode zijn overtreden. De bestuursvoorzitter en commissarissen hebben onvoldoende zorgvuldig gehandeld, maakten een onvoldoende zorgvuldige belangenafweging en hebben daardoor het vertrouwen van de samenleving in de bank geschaad.

Volgens de Commissie van Beroep hadden de commissarissen en bestuursvoorzitter een voorbeeldfunctie bij het uitdragen van de gedragsregels en zijn ze daarin tekortgeschoten. Zij wijst hierbij op de bijzondere verantwoordelijkheid van beleidsbepalende personen. Bankmedewerkers zullen niet snel tuchtrechtelijk worden veroordeeld zolang zij binnen de interne beleidsregels blijven, maar dat ligt anders voor de bankmedewerkers die zelf verantwoordelijk zijn voor dat beleid. Hun eigen rol daarbij kan wel tuchtrechtelijk worden getoetst. De commissarissen en de bestuursvoorzitter hebben bij de voorbereiding van het beloningsvoorstel onvoldoende zorgvuldig gehandeld.

De combinatie van vier samenhangende aspecten van hun handelen maakt dat de Commissie van Beroep tot dit oordeel komt.

  1. Het voorstel hield in dat de beloning in één keer zou worden verhoogd naar het maximum terwijl ook gekozen had kunnen worden voor een verhoging in stappen.

  2. Binnen de bank werd intern gewaarschuwd voor publieke en politieke beroering, maar ook voor ophef binnen de bank bij een verhoging van 40%. Naar deze waarschuwing is onvoldoende geluisterd en vervolgens is een beloningsvoorstel met een verhoging van 50% voorbereid.

  3. Het voorstel werd bovendien voorgelegd aan de aandeelhouders terwijl tegen de bank een strafrechtelijk onderzoek liep vanwege het niet naleven van de wetgeving tegen witwassen. In de raad van commissarissen was afgesproken dat het beloningsvoorstel niet zou doorgaan als de uitkomst van dat onderzoek negatief zou zijn. De commissarissen hadden het voorstel niet door moeten zetten, de bestuursvoorzitter had hen moeten wijzen op de status van het onderzoek en op het risico dat het onderzoek tot reputatieschade voor de bank en de bestuursvoorzitter zelf zou kunnen leiden.

  4. Er is ook geen goede analyse gemaakt van het maatschappelijk draagvlak. Mensen binnen en buiten de bank werden – soms laat en onvolledig – geïnformeerd, en met hun reacties is te weinig gedaan. Toen de toenmalige minister van Financiën summier werd ingelicht, antwoordde hij dat een salarisverhoging “erg gevoelig” lag. Dit antwoord blijkt geen rol te hebben gespeeld in de besluitvorming. Hieruit blijkt dat de belangenafweging niet zorgvuldig was. Ook de (nieuwe) raad van commissarissen van de bank zelf heeft zich later kritisch over het verweten gedrag uitgelaten.

De Commissie van Beroep vernietigt in beroep het oordeel van de Tuchtcommissie Banken. Die constateerde in 2022 dat de salarisverhoging niet had bijgedragen aan het maatschappelijk vertrouwen in de bancaire sector, maar zag geen individuele gedragingen die in strijd waren met de gedragsregels. De aanklager van Tuchtrecht Banken ging tegen deze uitspraak in beroep en vroeg een beroepsverbod van twee jaar voor de commissarissen en een voorwaardelijk beroepsverbod van één jaar voor de bestuursvoorzitter.

De commissarissen en bestuursvoorzitter krijgen alle drie dezelfde maatregel opgelegd omdat onderling niet te achterhalen is wie welke rol heeft gespeeld en zij hierin geen inzicht hebben willen geven. Zij wilden in de tuchtprocedure geen informatie geven over de inhoud van de gesprekken die zij onderling hebben gevoerd. De Commissie van Beroep vindt dat zij zich niet toetsbaar hebben opgesteld tegenover de Commissie van Beroep door zich op oneigenlijke gronden op het vertrouwelijke karakter van deze gesprekken te beroepen.

De opgelegde maatregel, de berisping, is een strenge afkeuring van het gedrag. De Commissie van Beroep kiest niet voor een (voorwaardelijk) beroepsverbod. Reden voor het opleggen van een lichtere maatregel dan een (voorwaardelijk) beroepsverbod is onder meer dat de Commissie van Beroep nog niet eerder de betekenis en reikwijdte van de gedragsregels heeft uitgelegd, zoals dit in deze zaak is gedaan. Ook is van belang dat inmiddels vijf jaar zijn verstreken en dat de drie sindsdien in de publiciteit met de gevolgen van het handelen zijn geconfronteerd.

De uitspraak van de Commissie van Beroep is definitief, er is geen beroep mogelijk. De maatregelen worden opgenomen in een besloten register, dat inzichtelijk is voor alle aangesloten banken.

Link naar de uitspraak.

, ,
Print Friendly and PDF ^