Uitgeven van een vals bankbiljet (art. 213 Sr)

Gerechtshof Amsterdam 21 november 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4768

Aan de verdachte is tenlastegelegd het als echt en onvervalst uitgeven van valse bankbiljetten (onder 1) dan wel het in voorraad hebben van valse biljetten (onder 2) terwijl diegene de biljetten zelf heeft nagemaakt of vervalst of met die valsheid of vervalsing bekend was toen hij de biljetten ontving.

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet de verdachte maar juist de aangever degene was die geld wilde wisselen. De verdachte wist niet dat het vals geld betrof.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

De aangever (dossierpagina 3-5) heeft verklaard dat de verdachte hem op straat aansprak en vroeg of hij geld – een briefje van 50 euro – kon wisselen. De aangever is daarmee akkoord gegaan omdat de verdachte opdringerig en beangstigend overkwam. De aangever heeft vervolgens bij een geldautomaat een bankbiljet van 50 euro gepind en dit bankbiljet bij snackbar Febo gewisseld voor twee bankbiljetten van 20 euro en een bankbiljet van 10 euro.

De verklaring van de aangever vindt steun in het door de verbalisanten Baaij en Wildoer opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 6-8). Hierin is opgenomen dat zij hebben waargenomen dat de aangever geld is gaan pinnen bij een geldautomaat en vervolgens bij een filiaal van Febo naar binnen is gegaan. Toen de aangever naar buiten kwam had hij 2 biljetten van 20 euro in zijn hand. Nadat zij van een andere verbalisant vernamen dat er geld was overgegaan tussen de verdachte en de aangever zagen zij dat de aangever een bankbiljet van 50 euro vasthield. Zij hebben de aangever aangesproken en zagen dat de aangever bang was. Het bankbiljet van 50 euro bleek vals te zijn. Nadat de verdachte is aangehouden is bij hem, naast twee bankbiljetten van 20 euro en een bankbiljet van 10 euro, een vals bankbiljet van 50 euro aangetroffen.

Gelet op het voorgaande acht het hof de verklaring van verdachte, dat niet hij maar de aangever het bankbiljet van 50 euro wilde wisselen en dat het valse bankbiljet van 50 euro van de aangever was, niet geloofwaardig. Het hof verwerpt het verweer.

Het hof overweegt ambtshalve het navolgende.

Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat de verdachte de valse bankbiljetten zelf heeft nagemaakt of vervalst dan wel dat de verdachte reeds bij ontvangst van de bankbiljetten bekend was met de valsheid of vervalsing van die bankbiljetten. Daarom zal het hof de verdachte vrijspreken van hetgeen hem onder 2 is ten laste gelegd.

Het hof heeft zich de vraag gesteld of het onder 1 ten laste gelegde grondslag kan bieden voor een bewezenverklaring van het uitgeven van een vals bankbiljet als bedoeld in artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De artikelen 209 Sr en 213 Sr stellen beide strafbaar het uitgeven van valse bankbiljetten. Art. 213 Sr kent een lichtere strafbedreiging dan artikel 209 Sr. De zwaardere strafbedreiging van art. 209 Sr vindt, zo volgt uit de wetsgeschiedenis, zijn grond in de omstandigheid dat die bepaling, anders dan art. 213 Sr, het oog heeft op degene die de biljetten zelf heeft vervalst dan wel met de valsheid of vervalsing – toen hij ze ontving – bekend was (Kamerstukken II, 2000-2001, 27494, nr. 11). Het begrip “uitgeven” zoals opgenomen in zowel art. 209 Sr als 213 Sr moet, gelet op het doel en de strekking van beide artikelen, in gelijke zin worden verstaan, te weten als iedere handeling waardoor valse bankbiljetten feitelijk in het verkeer worden gebracht (vgl. HR 18 februari 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9224, NJ 1986/662). In aanmerking genomen dat aan de term “uitgeven” in artikel 213 Sr eenzelfde betekenis toekomt als in artikel 209 Sr is het hof van oordeel dat hetgeen onder 1 is tenlastegelegd grondslag kan bieden aan het bij art. 213 Sr strafbaar gestelde feit (vgl. ECLI:NL:HR:2003:AF1276, NJ 2003/443).

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^