Uitkeringsfraude: Vrijspraak schending plicht tot gegevensverstrekking
/Gerechtshof Amsterdam 24 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:5614
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Dienst Werk en Inkomen en dat de verdachte is geïnformeerd over de voor hem als bijstandsgerechtigde geldende verplichtingen.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte in de perioden vanaf 24 augustus 2006 tot en met 9 januari 2014 en vanaf 10 februari 2014 tot en met 27 mei 2014 een uitkering heeft ontvangen. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wie de rechthebbende(n) van het stuk grond in Marokko is of zijn. Met betrekking tot het appartement van de verdachte in Marokko heeft de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep een hypotheekakte overhandigd waaruit kan worden afgeleid dat deze woning in juli 2007 is gekocht en in december 2007 is geleverd. In het inlichtingenformulier voor de aanvraag van de bijstand gedateerd 11 september 2006 wordt aan de verdachte gevraagd of hij een huis of grond binnen/buiten Nederland heeft, waarop hij heeft aangegeven dat dit (toen) niet het geval was. Dat betekent dat niet vaststaat dat de verdachte het inlichtingenformulier van 11 september 2006 onjuist heeft ingevuld.
Het dossier bevat overigens geen stukken waaruit blijkt dat de verdachte is gewezen op het bestaan en de omvang van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand (oud), zodat niet bewezen is dat de verdachte van deze inlichtingenplicht en de omvang daarvan wetenschap heeft gehad. Evenmin kan daarom worden bewezen dat de verdachte die inlichtingenverplichting opzettelijk niet heeft nageleefd. Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraak.