Uitleg begrip ‘afvalstoffen’: balen samengeperst oud papier en/of karton

Hoge Raad 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1571

Feiten

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: "zij in of omstreeks de periode van 12 maart 2009 tot en met 19 maart 2009 te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de Verordening (EEG) nr 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers was zij doende vijf containers waarvan de inhoud onder andere bestond uit balen samengeperst oud papier en/of karton, in elk geval (een) afvalstoffen) (code B 3020) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening, over te brengen van Nederland naar Guatamala, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle/ betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening."

Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van het haar tenlastegelegde en daartoe het volgende overwogen: "Voor de omschrijving van hetgeen wordt bedoeld met een 'afvalstof' - in de zin van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) en de Wet Milieubeheer - wordt verwezen naar de omschrijving in artikel 1, eerste lid, onder a), van de Richtlijn 2006/12/EG betreffende afvalstoffen (Richtlijn 2006). Deze Richtlijn 2006 is met ingang van 12 december 2010 ingetrokken door de Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (Richtlijn 2008). Daarbij is aan het slot van artikel 41 bepaald dat verwijzingen naar ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar Richtlijn 2008. Artikel 3 aanhef en onder 1 van de Richtlijn 2008 bepaalt dat een afvalstof is elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen. Blijkens de considerans van de Richtlijn 2008 is met invoering van deze richtlijn bedoeld hetgeen is bepaald in de Richtlijn 2006 - onder meer ter zake van de definitie van afvalstof - te verduidelijken en specificeren. Uitdrukkelijk wordt in de considerans overwogen dat de Richtlijn 2006 moet worden vervangen ten behoeve van de duidelijkheid en de leesbaarheid, waarbij de definitie van afvalstoffen in bepaalde opzichten moet worden gespecificeerd. Naar het oordeel van het hof is derhalve als gevolg van de vervanging van Richtlijn 2006 geen sprake van gewijzigde regelgeving ter zake van de definitie van 'afvalstof', doch enkel van een verduidelijking van hetgeen reeds in de Richtlijn 2006 te dien aanzien is bepaald.

Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is verhandeld, stelt het hof vast dat de inhoud van de vijf containers die zich op 12 maart 2009 in Rotterdam bevonden ter overbrenging naar Guatemala, bestond uit balen samengeperst papier dat (voornamelijk) wit, schoon en droog was. Kennelijk was geen sprake van een mengsel van stoffen of verontreiniging. Beoogd was deze stof, waar kennelijk een markt voor is, over te brengen naar de 'inrichting voor nuttige toepassing Papelera Int. SA', alwaar deze balen - na enkel verwijdering van de draden om de balen - als gebruikelijke toepassing in het productieproces konden worden gebracht ter verwerking tot - kort gezegd - tissuepapier zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie van dat papierproduct gangbaar is, en zonder ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

Naar het oordeel van het hof kan derhalve - mede in het licht van de verduidelijking van de definitie van 'afvalstof' in de Richtlijn 2008 - het aangetroffen papier bezwaarlijk worden aangemerkt als afvalstof in de zin van de Richtlijn 2006 en de EVOA."

Middel

Het middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat de in de tenlastelegging bedoelde balen samengeperst oud papier en/of karton niet kunnen worden aangemerkt als afvalstoffen.

Beoordeling Hoge Raad

De tenlastelegging is toegesneden op art. 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende term "afvalstoffen" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in de Wet milieubeheer.

Het Hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat voor de uitleg van het begrip 'afvalstoffen' in de Wet milieubeheer moet worden aangesloten bij de in art. 1, eerste lid onder a, van de Richtlijn 2006/12/EG betreffende afvalstoffen (PbEG L 114) gegeven omschrijving, te weten of de houder zich van de stof of het voorwerp ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of moet ontdoen.

Het Hof heeft voor de uitleg van het begrip 'afvalstoffen' mede betekenis toegekend aan hetgeen is bepaald in de Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU 2008, L 312). Deze Richtlijn heeft met ingang van 12 december 2010 - na de tijdstippen waarop de tenlastelegging ziet - de Richtlijn 2006/12/EG vervangen. Deze vervanging getuigt niet van een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van de voor de inwerkingtreding van de nieuwe Richtlijn begane strafbare feiten (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BU3988, rov. 3.2.3). De Richtlijn 2008/98/EG beoogt blijkens de preambule een verduidelijking te geven van hetgeen ten aanzien van het begrip 'afvalstoffen' reeds in de Richtlijn 2006/12/EG hierover is bepaald en beoogt in het bijzonder de definitie van de term 'afvalstoffen' te specificeren wanneer stoffen of voorwerpen geen afvalstoffen maar bijproducten zijn en wanneer een bepaalde stof niet langer een afvalstof is (einde-afval fase). Deze specificatie is in essentie ook onder het regime van de Richtlijn 2006/12/EG in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie ontwikkeld. Daarom heeft het Hof ook de Richtlijn 2008/98/EG bij de uitleg van het begrip 'afvalstoffen' kunnen en mogen betrekken.

De hiervoor bedoelde specificatie wordt in de Richtlijn 2008/98/EG ten aanzien van bijproducten gegeven in art. 5 en ten aanzien van de einde-afval fase in art. 6. Deze bepalingen luiden, voor zover hier van belang, als volgt:

Artikel 5:

"Bijproducten

1. Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, kan alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof in de zin van artikel 3, punt 1), worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;

b) de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is;

c) de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en

d) verder gebruik is rechtmatig, m.a.w. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.

(...)"

Artikel 6:

"Einde-afvalfase

1. Sommige specifieke afvalstoffen zijn niet langer afvalstoffen in de zin van artikel 3, punt 1), wanneer zij een behandeling voor nuttige toepassing, waaronder een recyclingsbehandeling, hebben ondergaan en voldoen aan specifieke criteria die opgesteld moeten worden onder de volgende voorwaarden:

a) de stof of het voorwerp wordt gebruikelijk toegepast voor specifieke doelen;

b) er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp;

c) de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en tevens

d) het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.

De criteria omvatten, indien nodig, grenswaarden voor verontreinigende stoffen, en houden rekening met eventuele nadelige milieugevolgen van de stof of het voorwerp."

Voor de betekenis van 'bijproducten' en de 'einde-afval fase' is in het bijzonder de navolgende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van belang.

In zijn uitspraak van 18 april 2002, HvJ EG 18 april 2002, zaak C-9/00, LJN AF0542, NJ 2002/461 (Palin Granit), heeft het Hof van Justitie van ′bijproduct′ de omschrijving gegeven dat het gaat om de situatie waarin het hergebruik van een goed, materiaal of grondstof niet slechts mogelijk is, maar zeker is, zonder voorafgaande bewerking en als voortzetting van het productieproces (par. 36).

In zijn uitspraak van 15 juni 2000, HvJ EG 15 juni 2000, zaken C-418/97 en C-419/97 , LJN AL2947, AB 2000/311 (ARCO) heeft het Hof van Justitie de 'einde-afval fase' omschreven als het moment waarop de nuttige toepassing is voltooid en waardoor de betrokken stof dezelfde eigenschappen en kenmerken als een grondstof heeft verkregen (par. 94). In zijn uitspraak van 19 juni 2003, HvJ EG 19 juni 2003, zaak C-444/00, LJN AM0820 (Mayer Parry), heeft het Hof van Justitie overwogen dat bij omvorming van afval tot een nieuw materiaal of een nieuw product, met eigenschappen die vergelijkbaar zijn met die van het materiaal waar zij uit voortkomen, dit resultaat van de omvorming niet langer als afval kan worden gekwalificeerd (par. 75).

Het Hof heeft geoordeeld dat de balen samengeperst papier geen afvalstof in de zin van de Richtlijn 2006/12/EG en EVOA zijn en heeft dit oordeel gegrond op de vaststelling dat beoogd was de balen samengeperst, (voornamelijk) wit, schoon en droog papier over te brengen naar een bedrijf in Guatemala waar deze balen als gebruikelijke toepassing in het productieproces konden worden gebracht ter verwerking tot tissuepapier zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie van dat product gangbaar is en zonder ongunstige effecten voor milieu of de menselijke gezondheid.

Met zijn overwegingen heeft het Hof, dat niet heeft vastgesteld dat de houder van wie de verdachte de tenlastegelegde stoffen heeft betrokken zich daarvan heeft ontdaan, voornemens was zich te ontdoen of zich moest ontdoen, ofwel blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, ofwel zijn oordeel niet begrijpelijk gemotiveerd.

Indien het Hof van oordeel was dat de tenlastegelegde stoffen moeten worden aangemerkt als 'bijproduct', heeft het Hof niet kenbaar de hiervoor vermelde maatstaf aangelegd. Indien het die maatstaf wel voor ogen heeft gehad, is zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd. De enkele omstandigheid immers dat in het land van bestemming geen verdere behandeling nodig is dan aldaar voor de normale productie van tissuepapier gangbaar is, betekent nog niet dat sprake is van hergebruik zonder dat bewerking nodig is en als voortzetting van het productieproces.

Indien het Hof heeft geoordeeld dat de tenlastegelegde stoffen niet langer afvalstoffen zijn ('einde-afval fase'), heeft het niet kenbaar de daarvoor geldende maatstaf aangelegd. Indien het die maatstaf wel voor ogen heeft gehad, is zijn oordeel ontoereikend gemotiveerd. Het papier diende immers, naar het Hof heeft vastgesteld, nog een behandeling te ondergaan zodat niet begrijpelijk is dat van voltooiing van de nuttige toepassing van de balen samengeperst papier sprake is, terwijl het niet heeft duidelijk gemaakt dat en waarom de balen papier op vergelijkbare wijze als de primaire grondstof konden worden ingezet in het productieproces.

Het middel is terecht voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^