Valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in de zin van art. 337 li 1 sub a Sr
/Hoge Raad 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3248
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur wegens het opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben.
Middel
Het eerste middel klaagt dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, aangezien uit de bewijsmiddelen niet zou kunnen volgen dat de merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn.
Uit de bewijsvoering zou mogelijk kunnen volgen dat de goederen die van die merken waren voorzien vervalsingen betreffen, maar daarmee zijn volgens de steller van het middel de merken nog niet vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd.
Beoordeling Hoge Raad
De vraag rijst wanneer merken als vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn aan te merken.
De tenlastelegging is toegesneden op onderdeel a van het eerste lid van art. 337 Sr. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van dat onderdeel in art. 337 in het Wetboek van Strafrecht houdt onder meer het volgende in:
"Valse en vervalste merken zullen in de regel ook wederrechtelijk vervaardigd zijn, doch dit is niet noodzakelijkerwijs het geval. Merken kunnen bij voorbeeld ook gestolen zijn van de rechthebbende met het oogmerk ze aan goederen te hechten waarvoor zij niet zijn bestemd. Het zijn dan - gelet op hun bestemming - valse merken zonder dat zij wederrechtelijk zijn vervaardigd. Ook kunnen merken wederrechtelijk zijn vervaardigd zonder dat vaststaat dat zij ook als een vals merk zullen worden gebruikt of daarvoor zijn bestemd. (...)" (Kamerstukken II, 1989/90, 21 641, nr. 3, p. 8)
Hieruit volgt dat valse merken in de zin van deze bepaling niet slechts zijn merken die valselijk zijn opgemaakt teneinde de indruk te wekken dat het om een beschermd merk gaat. Ook echte, door de rechthebbende geproduceerde merken kunnen als vals worden aangemerkt als zij bestemd zijn te worden aangebracht op goederen die niet van dat merk afkomstig zijn. De beoordeling of een merk vals is, moet in een dergelijk geval dan ook niet geïsoleerd plaatsvinden, maar in relatie tot de goederen waarvoor zij zijn bestemd.
In de onderhavige zaak is tot het bewijs gebezigd de bevindingen van de aangever, dat ten aanzien de goederen “is vastgesteld dat deze alle waren voorzien van beschermde merken en logo’s dan wel daarvan slechts een geringe afwijking vertoonden.”
Voorts is aan de hand van een zestal criteria vastgesteld dat de aangetroffen producten niet door, in opdracht van of met toestemming van de rechthebbenden zijn vervaardigd, ingevoerd en/of in het handelsverkeer gebracht.
Hieruit heeft het hof afgeleid dat de merken waarvan de kledingstukken en parfums waren voorzien echte of nagemaakte merken betroffen, dan wel merken die een geringe afwijking van het beschermde merk vertoonden.
Ten aanzien van de merken die een geringe afwijking vertonen van het werkelijke merk, heeft het hof kunnen oordelen dat die merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd waren.
Ten aanzien van de merken zonder afwijking geldt dat voor zover het gaat om nagemaakte merken, sprake is van valse en/of wederrechtelijk vervaardigde merken. De bewijsmiddelen sluiten echter niet uit dat het bij deze merken gaat om echte, rechtmatig geproduceerde merken. Gelet op de memorie van toelichting kan ook in dat geval worden gesproken van ‘valse merken’ in de zin van art. 337, eerste lid onder a, Sr, omdat deze zijn aangebracht op kledingstukken en parfums waarvoor zij niet zijn bestemd.
De bewezenverklaring maakt geen keuze tussen de genoemde mogelijkheden. Daartoe was het hof echter ook niet gehouden. Vastgesteld is immers dat de merken waren aangebracht op producten die niet van de rechthebbende op dat merk afkomstig waren, terwijl voor het gebruik van het merk geen toestemming is gegeven.
De door de bewezenverklaring open gelaten mogelijkheden vallen alle onder de reikwijdte van art. 337, eerste lid, aanhef en sub a, Sr.
En dus kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat de merken vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigd zijn. De bewezenverklaring is op dit onderdeel voldoende met redenen omkleed.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.