Valselijk opmaken vrijwaringsbewijzen

Gerechtshof Amsterdam 8 oktober 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4631

De verdachte erkent dat hij een tweetal vrijwaringsbewijzen ten behoeve van de aangevers naam 2 en naam 3 valselijk heeft opgemaakt. Volgens de verdachte is het door hem op 19 november 2014 opgemaakte vrijwaringsbewijs ten behoeve van aangever naam 4 niet vals, omdat zijn bedrijf op die datum nog de daartoe benodigde erkenning door de RDW had. Blijkens het proces-verbaal van relaas van 5 juli 2016 (p. 33 van het dossier) is de erkenning van het bedrijf van de verdachte op 15 april 2015 ingetrokken, omdat het bedrijf is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. De aangifte van naam 4 ziet op het verkrijgen van een (vals) vrijwaringsbewijs op 19 november 2014, een tijdstip ruim voor het intrekken van bedoelde erkenning. De verklaring van de verdachte vindt in zoverre steun in het dossier. Daaruit blijkt verder onvoldoende van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat het aan naam 4 afgegeven vrijwaringsbewijs valselijk is opgemaakt. Hoewel de tenlastelegging geen expliciet onderscheid maakt tussen de verschillende aangevers zal het hof bij de bewezenverklaring uitgaan van twee, en niet drie, door de verdachte valselijk opgemaakte vrijwaringsbewijzen.

Bewezenverklaring

  • Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd

Strafoplegging

  • Taakstraf van 60 uur

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^