Verdachte heeft als feitelijk bestuurder van een vennootschap samen met zijn medeverdachte aanzienlijke geldbedragen onttrokken aan die vennootschap terwijl hij wist dat deze in zeer zwaar weer verkeerde
/Rechtbank Den Haag 25 april 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6053
Bedrijf 1 is bij vonnis van 12 mei 2009 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. betrokkene 1 tot curator. bedrijf 2 is bij vonnis van 19 juni 2009 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. betrokkene 1 tot curator. Mr. betrokkene 1 heeft op 27 april 2011 aangifte gedaan tegen onder meer medeverdachte 1 wegens bedrieglijke bankbreuk.
Verdachte wordt bij feit 1 ten laste gelegd dat hij als feitelijk bestuurder van bedrijf 1 en bedrijf 2 bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door aan bedrijf 1 een bedrag van €129.457,68 te onttrekken en aan bedrijf 2 een bedrag van €81.857. Subsidiair wordt dit feit ten laste gelegd als witwassen.
Bij feit 2 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat hij als feitelijk bestuurder van bedrijf 1 en bedrijf 2 bedrieglijke bankbreuk heeft gepleegd door niet te voldoen aan de op hem rustende verplichting tot het voeren dan wel tevoorschijn brengen van de administratie van deze vennootschappen. Subsidiair wordt dit feit ten laste gelegd als eenvoudige bankbreuk.
Bestuur van de vennootschappen
Blijkens de aangifte maakten bedrijf 1 en bedrijf 2 deel uit van een organisatie die zich bezig hield met het exploiteren van vastgoed. Binnen deze organisatie had medeverdachte 1 de dagelijkse leiding. Verdachte was daarbij volgens de aangifte op de achtergrond betrokken, omdat hij samen met medeverdachte 1 een onroerend goedportefeuille had en belangen in het Franse vastgoedproject.
Verdachte was van 3 augustus 2005 tot 7 februari 2008 bestuurder van bedrijf 1. Verdachte had in bedrijf 1 (een deel van) zijn onroerend goedportefeuille ingebracht.
Tevens was verdachte samen met medeverdachte 1 sinds 2005 (indirect) eigenaar van een landgoed in Frankrijk, vastgoedproject, waarvoor zij hypothecaire leningen hebben afgesloten. Verdachte en medeverdachte 1 stonden persoonlijk borg voor deze lening.
Medeverdachte 1 was in de ten laste gelegde periode (15 mei 2008 tot en met 2 mei 2009) (indirect) bestuurder van bedrijf 1 en bedrijf 2.
Medeverdachte 1 heeft – gevraagd naar functie van verdachte bij bedrijf 1 en bedrijf 2 – bij de rechter-commissaris verklaard:
“verdachte was mede-directeur en mede-aandeelhouder bij bedrijf 1 Ik hield mij dagelijks bezig met de financiën. verdachte deed alleen de aankopen van onroerend goed. In ieder geval verdachte en ik hadden bankpassen. Ik was eindverantwoordelijk voor de administratie. betrokkene 2 en betrokkene 3 waren als administrateurs bij het bedrijf betrokken.
verdachte had geen functie bij bedrijf 2 Voor de financiële administratie geldt hetzelfde als bij bedrijf 1 Grote uitgaven deed ik ook bij deze rechtspersoon in samenspraak met verdachte. Het waren immers onze gelden. Wij hebben daar nooit één cent van gezien. Feitelijk was ik eindverantwoordelijk.”
Medeverdachte 2, werkzaam voor bedrijf 2, heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte 1 de grote bazen waren.
betrokkene 4, werknemer van bedrijf 1, heeft verklaard dat verdachte compagnon van medeverdachte 1 was en dat verdachte ook na het faillissement van bedrijf 1 nog dagelijks op het kantoor aan adres 2 te Den Haag kwam.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in december 2007 verwachtte dat de markt voor onroerend goed zou instorten en dat hij daarom aan medeverdachte 1 te kennen heeft gegeven een deel van de onroerend goedportefeuille van bedrijf 1 te willen verkopen. Verdachte zou dan ook rustiger kunnen gaan leven. Omdat hij geen nieuwe onroerende goederen meer zou aankopen, hoefde hij ook niet meer vertegenwoordigingsbevoegd te zijn en heeft verdachte zich als bestuurder van bedrijf 1 bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel laten uitschrijven.
Financiële verwevenheid vennootschappen
Getuige betrokkene 2 heeft in zijn tweede verhoor verklaard dat er tussen de vennootschappen waarvan hij de administratie deed, zoals bedrijf 1 en bedrijf 2 en ook tussen de andere vennootschappen onderling, met geld werd geschoven. betrokkene 2 had op enig moment wel twintig rekeningen van rekening-courant die hij moest bijhouden. Verder heeft betrokkene 2 in dat verhoor verklaard dat verdachte en medeverdachte 1 geen onderscheid maakten tussen de verschillende vennootschappen: “(…) het was allemaal hun bezit en zij maakten zich niet druk over via welke vennootschap het ging.”
Verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
Van de bankrekeningen van bedrijf 1 en bedrijf 2 zijn betalingen gedaan ten behoeve van (de hypothecaire leningen voor) vastgoedproject.
Ontstaan financiële problemen
De curator stelt in zijn eerder genoemde aangifte dat gezien het feit dat er in 2008 ernstige financiële moeilijkheden zijn ontstaan en meerdere schuldeisers onbetaald bleven, in ieder geval de onttrekkingen die zijn gedaan na 1 oktober 2008 een wederrechtelijk karakter dragen. Blijkens de aangifte is in het najaar van 2008 geprobeerd om de financiële problemen op te lossen door een groot pakket onroerend goed van onder meer bedrijf 1 te verkopen, maar dat is afgeketst omdat de koper tekort schoot.
Getuige betrokkene 2 heeft verklaard dat hij in april 2008 door medeverdachte 1 is aangenomen om de interne boekhouding te gaan verzorgen. betrokkene 2 verklaarde verder dat er geschoven werd met geld van de ene BV naar de andere BV, omdat er liquiditeitsproblemen waren. Er stond te weinig geld op de bankrekeningen om de rekeningen te betalen. Vanaf juni 2008 kwam er steeds minder geld op de rekeningen binnen. Er werd weinig verkocht in 2008 en winsten werden er niet meer gemaakt.
Getuige betrokkene 5 heeft verklaard dat hij van 1 oktober 2005 tot 1 juli of 1 augustus 2008 werkzaam is geweest voor medeverdachte 1. In de periode van 1 november 2007 tot 8 mei 2008 was hij bestuurder van bedrijf 2 en (indirect) van bedrijf 3 Hij geeft verder aan dat hij in 2006 of 2007 het beheer van de rekeningen is gaan doen omdat betrokkene 6 dat op een gegeven moment niet meer aankon. De crediteuren gingen vaker bellen waar hun geld bleef. Hij gaf aan dat de achterstanden in betalingen van de crediteuren werden veroorzaakt doordat er op enig moment te weinig geld op de rekeningen binnen kwam van de vennootschappen. De verhuur leverde te weinig geld op, er was leegstand en er kwam te weinig geld binnen op de rekening. Er werd ook huur contant betaald die niet op de rekening gestort werd.
Van de bankrekening van bedrijf 1 is in 2008 een bedrag van in totaal €1.432.092,73 aan hypotheeklasten afgeschreven. Hiervan is een bedrag van in totaal €1.415.085,35 gestorneerd, omdat het saldo op de bankrekening onvoldoende was. Per saldo is in 2008 €17.007,40 betaald aan hypotheeklasten in de maanden november en december 2008, omdat de afgeschreven bedragen in die maanden niet volledig gestorneerd zijn door de banken. In 2009 zijn alle betalingen van bedrijf 1 gestorneerd.
De curator schrijft in zijn toelichting op de aangifte dat er bij bedrijf 1 vanaf 2007 zeer aanzienlijke belastingschulden zijn ontstaan.
Verdachte en (onder meer) zijn medeverdachte 1 zijn in de zomer van 2007 verschillende keren aangeschreven door de hypotheekbank in verband met het aanzuiveren van achterstallige hypotheekbetalingen. Bij brief van 8 mei 2008 schrijft de hypotheekbank onder meer dat de debetstand was opgelopen van €376.276,04 en op 14 november 2007 tot €622.160,53 op 7 mei 2008 en dat toezeggingen om de achterstand in te lopen niet gestand waren gedaan.
De ten laste gelegde onttrekkingen
In de administratie van bedrijf 1 is een grootboekrekening aangetroffen betreffende grootboekrekening 1. Daaruit blijkt dat in de periode van 15 mei 2008 tot 2 mei 2009 verdachte van de bankrekeningen van bedrijf 1 in totaal €121.0535,04 voor privé doeleinden heeft opgenomen, dan wel overgeboekt heeft gekregen of rekeningen betaald heeft gekregen.
Tevens is een “grootboekrekening 2” van 2008 van bedrijf 1 aangetroffen waarin €8.405 is geboekt als privé opname door verdachte. In de administratie van bedrijf 1 zijn geen bescheiden aangetroffen met betrekking tot deze opnames.
Uit de kasadministratie van bedrijf 2 is gebleken dat tussen 19 juni 2008 en 13 februari 2009 een bedrag van €81.857 aan privé opnames uit de kas op naam van verdachte zijn geboekt.
Getuige betrokkene 2 heeft in zijn eerste verhoor onder meer verklaard dat hij voor bedrijf 2 - die het onroerend goed voor medeverdachte 1, verdachte en de B.V.’s exploiteerde - de huurontvangsten per kas en per bank inboekte. Ook de uitgaven heeft hij geboekt. Alles werd geboekt aan de hand van bonnen, ook in rekening-courant werden de privé-opnames geboekt voor medeverdachte 1 of verdachte.
In zijn tweede verhoor heeft getuige betrokkene 2 naar aanleiding van een vraag naar de onttrekkingen van €81.857 verklaard dat hij grootboekrekening 1000 in de boekhouding heeft opgenomen. Verder heeft hij verklaard dat er een geldkistje met daarin op zijn hoogst €7.000,- was en dat de kas werd bijgehouden door betrokkene 5 en betrokkene 6. Bonnen met de kasstukken werden bijgehouden in een grote ordner. betrokkene 2 moest volgens zijn verklaring regelmatig vragen waarom er bedragen vanuit de kas door verdachte werden opgenomen of betaald waren. Dat stond op de bonnen vaak niet bijgeschreven. Als er geen zakelijke kosten gemaakt waren, dan boekte hij de uitgaven op de rekening ‘privé’ van die persoon.
Over de betalingen van de bankrekeningen van bedrijf 1 verklaart betrokkene 2 dat hij bankafschriften onder ogen kreeg en zag dat er bedragen waren opgenomen of betaald die hij niet kon plaatsen. Bij navraag bij betrokkene 5 of betrokkene 6 bleken dit privé opnames van verdachte te zijn dus boekte hij de bedragen dan op de rekening courant van verdachte. De kasopnames bij bedrijf 1 boekte hij op dezelfde wijze als bij bedrijf 2.
Administratie
Curator betrokkene 1 heeft in zijn aangifte gesteld dat de door hem van verdachte en bedrijf 1 ontvangen administratie een rommelige en onvolledige indruk maakt en geen volledig inzicht geeft in de rechten en verplichtingen. Ook de administratie van bedrijf 2 was naar zijn mening onoverzichtelijk en onvolledig, onder andere omdat er geen kasadministratie is aangetroffen.
Getuige betrokkene 2 heeft in zijn eerste verhoor verklaard dat hij na zijn indiensttreding is begonnen met de boekhouding over 2008 en dat hij niets heeft gezien over 2007. Er was geen financiële administratie. Ze werkten met betrokkene 3. Er waren stapeltjes facturen waarmee niets was gedaan. Er was geen financiële administratie.
Verder heeft betrokkene 2 verklaard dat hij vanaf begin 2009 is gestopt met de administratieve verwerking van het kasbeheer van bedrijf 2 omdat hij de opdracht kreeg om zich bezig te gaan houden met het beheer van de huren. betrokkene 2 heeft gezien dat betrokkene 7 een eenvoudig kasboekje bijhield.
In zijn tweede verhoor, waarnaar hiervoor al is verwezen, heeft betrokkene 2 verklaard dat de administratie of andere bescheiden naar zijn mening allemaal zijn ingeleverd bij de curator. Hij heeft zelf vier dikke ordners met facturen en dergelijke, kasbescheiden en huuroverzichten van bedrijf 2 BV ingepakt in dozen die naar de curator moesten. Hij heeft de dozen in de bestelauto gezet. betrokkene 7 zou de dozen afleveren bij de curator. Hij is hiervoor meerdere keren heen en weer gereden naar de curator.
Betrokkene 2 heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het door de curator geschetste beeld dat de financiële administratie een rommelige indruk maakte, niet herkent. Volgens betrokkene 2 had hij deze in goede orde in de handen van betrokkene 7 achter gelaten. De niet-financiële administratie was volgens hem wel vaak heel onvolledig.
De door betrokkene 2 genoemde betrokkene 3 heeft verklaard dat hij de administratie van bedrijf 4 deed. Hij heeft tot en met 2007 ook de boekhouding voor de andere vennootschappen gedaan. In 2007 werd de werkdruk met betrekking tot de boekhouding van medeverdachte 1 en zijn vennootschappen te hoog omdat er inmiddels tien B.V.’s bij waren gekomen. Hij heeft toen aan medeverdachte 1 gevraagd om iemand aan te nemen die zijn werkzaamheden moest overnemen. In 2007 ontstond ook een achterstand in het betalen van de rekeningen voor de verrichte werkzaamheden door medeverdachte 1. Hij kon de werkzaamheden voor medeverdachte 1 niet meer combineren, er was een werkdruk en een betalingsachterstand. Hij heeft tot 2007 voor medeverdachte 1 geboekt. Hiervan werden geen jaarrekeningen opgemaakt omdat de rekeningen niet betaald werden door medeverdachte 1 op voorschot. Vanaf 2008 werd de boekhouding gevoerd door betrokkene 2. betrokkene 2 had niet de beschikking over de balansen van 2007, want die waren niet opgemaakt. Hij, betrokkene 3, is wel de loonadministratie blijven doen.
Bij onderzoek naar de bij de curator ingeleverde administratie en de bij betrokkene 3 in beslag genomen administratie van bedrijf 1 zijn geen facturen aangetroffen voor de in de tenlastelegging genoemde bedragen. Van bedrijf 2 zijn wel afschriften van bankrekeningen aangetroffen, maar geen administratie of facturen. Evenmin is aangetroffen de administratie van bedrijf 4 over 2008 en 2009 en de administratie van bedrijf 3 over 2008 en 2009.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen formeel en geen feitelijk bestuurder van de vennootschappen was in de ten laste gelegde periode. Tevens heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet de opzet heeft gehad om schuldeisers te benadelen. Nu er geen verhullingshandelingen zijn gepleegd moet verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde witwassen worden vrijgesproken.
Beoordeling rechtbank
Feitelijk Bestuurder
De belangrijkste activiteiten van bedrijf 1 en bedrijf 2 werden gevormd door de aan- en verkoop van onroerende zaken en de exploitatie daarvan. Verdachte had daarbij als degene die verantwoordelijk was voor de aan- en verkoop een cruciale rol. Verder had verdachte ook een groot belang in de vennootschappen, omdat hij daarin (een deel van) zijn onroerend goedportefeuille had onder gebracht. Deze werd door bedrijf 2 geëxploiteerd. Weliswaar blijkt uit de afgelegde verklaringen dat verdachte niet de dagelijkse leiding binnen de ondernemingen had en zich ook niet met de financiële administratie bemoeide, maar dat neemt niet weg dat uit de verklaring van medeverdachte 1 volgt dat verdachte wel zeggenschap over de belangrijke financiële beslissingen binnen de vennootschappen had, zoals ten aanzien van de verkoop een groot deel van de onroerend goedportefeuille van bedrijf 1
Uit het dossier volgt ook dat verdachte toegang had tot de financiële middelen van de vennootschappen. Hij had, net als medeverdachte 1, de beschikking over een bankpas van bedrijf 1 en nam daarmee grote bedragen op van de bankrekeningen van bedrijf 1 Bovendien nam hij grote bedragen op uit de kas van bedrijf 2 zonder dat hij die opnames door middel van bonnen of facturen kon verantwoorden. Dat verdachte daarvoor toestemming nodig had van medeverdachte 1 is niet aannemelijk geworden.
Daarbij komt nog dat getuige betrokkene 4 heeft verklaard dat verdachte ook na het faillissement van bedrijf 1 nog dagelijks op kantoor kwam.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode feitelijk leiding gaf aan bedrijf 1 en bedrijf 2
Feit 1: Bedrieglijke bankbreuk, onttrekkingen
Vast staat dat aan de ten laste gelegde onttrekkingen geen juridisch opeisbare verplichtingen van de vennootschappen jegens verdachte bestonden. Iedere onderbouwing daarvan, zoals bijvoorbeeld facturen of een managementovereenkomst, ontbreekt. Dat sprake was van “reguliere betalingen”, zoals de verdediging heeft aangevoerd, is niet aannemelijk geworden, maar zou op zichzelf ook aan het onverplichte karakter daarvan niet afdoen. Dat de onttrekkingen in rekening-courant werden geboekt doet aan het onverplichte karakter daarvan evenmin af.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat in ieder geval bedrijf 1 vanaf begin 2008 zodanig ernstige financiële problemen had, dat zij niet meer aan haar financiële verplichtingen jegens de banken kon voldoen. Gelet op de onderlinge verwevenheid van de ondernemingen, die door verdachte als een geheel werden beschouwd en waar blijkens de afgelegde verklaringen onderling met geld werd geschoven, verkeerden alle tot de onderneming behorende vennootschappen vanaf dat moment in ernstige financiële problemen. Die onderlinge verwevenheid van de financiën wordt ook bevestigd door het feit dat deze vennootschappen alle vier binnen een periode van enkele maanden failliet zijn verklaard.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat er in ieder geval vanaf begin 2008 een aanmerkelijke kans bestond dat de vennootschappen failliet zouden worden verklaard.
Dat verdachte, die een groot financieel belang had in bedrijf 1 en met wie alle belangrijke financiële beslissingen werden besproken, daarvan niet op de hoogte was, is ongeloofwaardig. Verdachte moet door de brieven van de hypotheekbank vanaf mei 2008 in ieder geval op de hoogte zijn geweest van het feit dat voor vastgoedproject al geruime tijd geen aflossingen meer werden betaald en dat er dus op dat moment binnen die vennootschappen onvoldoende financiële middelen waren om schuldeisers te voldoen en dat derhalve een faillissement dreigde.
Gelet daarop moet verdachte zich er evenzeer van bewust zijn geweest dat de schuldeisers van bedrijf 1 en bedrijf 2 door de ten laste gelegde onttrekkingen in hun verhaal zouden worden benadeeld.
Feit 2: Bedrieglijke bankbreuk, administratie
Gelet op de door betrokkene 2 en betrokkene 3 afgelegde verklaringen staat vast dat in de financiële administratie van de vennootschappen nooit een aansluiting is gemaakt tussen 2007 en 2008 en staat evenzeer vast dat in ieder geval de overige administratie, die onder meer inzicht moet geven in de rechten en verplichtingen van de vennootschappen, niet op orde was. Dat betekent dat de vennootschappen niet hebben voldaan aan hun administratieve verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2:10 BW.
Gelet op de hiervoor aangehaalde verklaringen, de aangifte van de curator en de terzake opgemaakte processen-verbaal staat evenzeer vast dat de curator niet van alle betrokken vennootschappen de volledige beschikbare administratie heeft gekregen. Alleen ten aanzien van bedrijf 1 geldt dat aannemelijk is dat deze administratie aan de curator is verstrekt. Van de overige vennootschappen ontbreekt deze vrijwel geheel, in ieder geval wat betreft de jaren 2008 en 2009, terwijl uit de verklaringen van betrokkene 2 en betrokkene 5 kan worden afgeleid dat in ieder geval wel financiële administratie, zoals een kasboekhouding van bedrijf 2, aanwezig moet zijn geweest. Dat deze administratie wel aan de curator is verstrekt, is niet aannemelijk geworden. Immers, de curator heeft gesteld deze niet te hebben ontvangen. De enkele verklaring van getuige betrokkene 2 dat hij ordners met facturen en dergelijke, kasbescheiden en huuroverzichten van bedrijf 2 BV heeft ingepakt in dozen die betrokkene 7 bij de curator zou afleveren legt onvoldoende gewicht in de schaal om de verklaring van de curator in twijfel te trekken.
Door geen goede administratie te voeren en de gevoerde administratie niet aan de curator te overhandigen, zijn de schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden benadeeld. Daardoor kan de vermogenspositie van de vennootschappen immers niet goed worden vastgesteld, hetgeen temeer klemt nu grote onttrekkingen aan de vennootschappen zijn gedaan, waarvan niet steeds duidelijk is waaraan of aan wie deze ten goede zijn gekomen. Nu verdachte binnen de vennootschappen niet met het voeren van de administratie belast is geweest kan echter niet worden aangenomen dat hij zich hiervan bewust is geweest. Derhalve zal de rechtbank hem vrijspreken van hetgeen hem als feit 2 primair ten laste is gelegd.
Hetgeen verdachte subsidiair ten laste wordt gelegd acht de rechtbank wel bewezen. Verdachte behoorde er als feitelijk leidinggevende van bedrijf 1 en bedrijf 2 voor zorg te dragen dat de aanwezige administratie correct aan de curator zou worden overgedragen. Dat dat niet is gebeurd is aan zijn schuld te wijten. Verdachte kwam immers ook na het faillissement nog dagelijks op het kantoor van de vennootschappen en had op de correcte overdracht toezicht kunnen houden.
Medeplegen
Gelet op de positie van medeverdachte 1 binnen de ondernemingen van bedrijf 1 en bedrijf 2, alsmede gelet op het feit dat verdachte de hiervoor bewezen geachte feiten gepleegd heeft als feitelijk bestuurder van de vennootschappen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze tezamen en met anderen heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Feit 1 primair: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel onttrokken hebben, meermalen gepleegd;
Feit 2 subsidiair: medeplegen van als bestuurder van een rechtspersoon, welke in staat van faillissement is verklaard, aan hem te wijten zijn, dat boeken, bescheiden en andere gegevensdragers die ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn bewaard, niet in ongeschonden staat worden tevoorschijn gebracht.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeeld verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar.
Verdachte heeft als feitelijk bestuurder van een vennootschap samen met zijn medeverdachte aanzienlijke geldbedragen onttrokken aan die vennootschap terwijl hij wist dat deze vennootschap in zeer zwaar weer verkeerde en dat door zijn handelen crediteuren werden benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het in zijn hoedanigheid als bestuurder van failliete bedrijven niet voldoen aan zijn wettelijke verplichtingen om een volledige en overzichtelijke administratie aan de curator ter beschikking te stellen, waardoor de curator niet in staat is gesteld om eventuele vorderingen op derden ten behoeve van de schuldeisers van de vennootschappen in te vorderen. Daarmee heeft verdachte blijk gegeven van een lichtzinnige houding ten opzichte van de vermogensbelangen van die schuldeisers.
Lees hier de volledige uitspraak.