Verdachte heeft gedurende een periode van ruim vijf en een half jaar de Belastingdienst op onrechtmatige wijze bewogen ruim € 1,5 miljoen KOT uit te keren
/Rechtbank Overijssel 25 april 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1428 Verdachte heeft gedurende een periode van ruim vijf en een half jaar de Belastingdienst op onrechtmatige wijze bewogen ruim € 1,5 miljoen KOT uit te keren. Hiertoe heeft hij valse aanvragen KOT opgemaakt door middel van zijn gastouderbureau en ingediend bij de Belastingdienst. Daarnaast heeft hij valse jaaroverzichten gastouderopvang opgemaakt, onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingediend en een gewoonte gemaakt van het witwassen van de uitgekeerde gelden die door voornoemde misdrijven naar hem werden overgemaakt.
Verdenking
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
- Feit 1: in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2015 samen met (een) ander(en) de Belastingdienst heeft opgelicht middels het indienen van valse aanvragen kinderopvangtoeslag;
- Feit 2: in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2015 met (een) ander(en) een aantal jaaropgaven kinderopvang en een aantal urenregistratieformulieren valselijk heeft opgemaakt;
- Feit 3: in de periode van 1 januari 2008 tot en met 18 september 2015 samen met (een) ander(en) een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van een geldbedrag;
- Feit 4: in de periode van 28 februari 2009 tot en met 6 maart 2013 opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan;
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de feiten sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 op grond van de inhoud van het strafdossier wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het sub 1 en sub 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat hij geen opzet heeft gehad op de onjuistheid van de aanvraagformulieren Kinderopvangtoeslag, de jaaropgaven kinderopvang en de urenregistratieformulieren. De raadsman heeft betoogd dat verdachte de aanvraagformulieren Kinderopvangtoeslag in bijzijn van zijn klanten heeft ingevuld aan de hand van gegevens die hij van de klanten kreeg.
Vervolgens heeft verdachte de jaaropgaven aan de hand van deze aanvraagformulieren ingevuld omdat de klanten geen urenregistratie formulieren indienden bij verdachte, ondanks dat hen daarom was gevraagd.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman gesteld dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat hij geld vanuit zijn BV naar Turkije mocht overboeken zonder daarover belasting te betalen. Hij heeft daar geen kwade bedoelingen mee gehad. Daarbij heeft de raadsman aangegeven dat verdachte bereid is het bedrag terug te betalen aan de Nederlandse Staat, maar dat dit bedrag aanzienlijk minder is dan de 1,5 miljoen euro die op de tenlastelegging staat vermeld. De raadsman heeft voorts gesteld dat verdachte inderdaad onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft gedaan nu hij zijn vermogen in Turkije heeft vergeten op te geven.
Wettelijk kader
Om ouders in de gelegenheid te stellen werk en zorg voor de kinderen te combineren is een inkomensafhankelijke regeling in het leven geroepen (de Wet Kinderopvang, hierna: WKO), die ziet op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en beoogt de kwaliteit van kinderopvang te waarborgen. De WKO is op 1 januari 2005 van kracht geworden en is in 2006 opgenomen in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR). De WKO regelt onder andere de voorwaarden voor de opvang van kinderen in kinderdagverblijven en bij gastouders en het recht op kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
Op grond van artikel 1, letter b WKO wordt onder kinderopvang verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Op grond van artikel 1, letters b en c WKO wordt onder gastouderopvang verstaan: kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid WKO aanspraak kan maken op KOT, voor ten hoogste vier kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft.
Een ouder heeft aanspraak op een KOT in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang, indien het kinderopvang betreft in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau (art. 5 lid 1 WKO).
Vraagouder zijn ouders met kinderen. Over het algemeen werken vraagouders. Hun kinderen hebben daarom opvang nodig. Voor deze opvang bestaat er een tegemoetkoming, namelijk Kinderopvangtoeslag (KOT). In de regel vragen de vraagouders deze tegemoetkoming aan middels hun eigen Digi-D code.
Om als vraagouder in aanmerking te komen voor KOT moet er worden voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 1.5 en 1.6 van de WKO:
- er moet sprake zijn van inkomen uit (in beginsel arbeid) bij zowel de vraagouder als de toeslagpartner van de vraagouder;
- er moet sprake zijn van opvang voor kinderen die deel uitmaken van de thuissituatie;
- het gastouderbureau ende gastouder zijn ingeschreven in het landelijk register kinderopvang (LRKP).
Omdat de kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming is in de kosten van de kinderopvang dient een vraagouder een eigen bijdrage over te maken aan het gastouderbureau. Een eigen bijdrage is een gedeelte van de kosten die de vraagouder zelf dient te dragen.
In artikel 1.1 van de WKO staat de definitie beschreven van een gastouder. Kort samengevat wordt er gezegd: Een gastouder is een persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt. Gastouderopvang komt tot stand door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Gastouders passen op de kinderen van de vraagouders op het moment dat de vraagouders aan het werk zijn. Om als vraagouder recht te hebben op KOT moet de gastouder ingeschreven staan in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen.
Een gastouderbureau (GOB) is een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders en gastouders geschiedt. Een gastouderbureau regelt de opvang tussen de gastouder en de vraagouder. Dit betekent dat het gastouderbureau bemiddelt. Daarnaast heeft een gastouderbureau een kassiersfunctie. Dit houdt in dat het gastouderbureau dient zorg te dragen voor de inning van de eigen bijdrage van de vraagouders met betrekking tot de opvang.
De kinderopvang geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van het gastouderbureau en de vraagouder als bedoeld in artikel 52 van de WKO. De vraagouder dient zelf steeds een eigen bijdrage te voldoen aan de gastouder (artikel 5 en/of 7 van de Wet kinderopvang juncto artikel 8 Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang en tegemoetkoming geld voor de opvang van de vraagouders) en draagt zorg voor de betaling van de oppasvergoeding aan de gastouders in de kosten van de kinderopvang.
Oordeel rechtbank
Verdachte heeft vanaf 2008 meerdere bedrijven onder zich gehad. Volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel exploiteerde verdachte:
- eenmanszaak bedrijf 1 van 16 oktober 2008 en 31 december 2009;
- bedrijf 2 van 26 april 2010 tot en met 1 juni 2013;
- bedrijf 1 van 26 april 2010 tot en met 1 juni 2013.
Vanaf 1 januari 2010 is verdachte bestuurder en enig aandeelhouder geworden van bedrijf 2 bedrijf 2 was op haar beurt grootaandeelhouder en bestuurder van gastouderbureau bedrijf 1
Daarnaast had verdachte een eigen administratiekantoor genaamd bedrijf 3 en heeft hij een bedrijf dat zich bezighield met de tuning van auto’s genaamd bedrijf 4.
Verdachte bemiddelde in kinderopvang onder de naam Gastouderbureau bedrijf 1. Alle kinderopvangcentra en gastouderbureaus moeten vanaf 2010 geregistreerd zijn, evenals de gastouders, in het LRKP. De gemeente controleert samen met GGD of een gastouderbureau aan de eisen voldoet. Gastouderbureau bedrijf 1 was geregistreerd in het LRKP van 1 januari 2010 tot en met 30 december 2010 en van 8 juni 2011 tot en met 5 november 2014.
Verdachte is – naar eigen zeggen – in de Turkse gemeenschap in de omgeving van Harderwijk door ouders met jonge kinderen benaderd met de mededeling of men geld van de Belastingdienst kon krijgen als op hun kinderen werd gepast. In een later stadium heeft verdachte ook middels advertenties actief geworven. Hij bood daarbij aan om namens hen, vraagouders, de benodigde aanvraagformulieren voor de KOT in te vullen.
Feit 1: Oplichting
Uit het dossier en uit hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard leidt de rechtbank af dat verdachte namens de vraagouders die staan genoemd in de tenlastelegging en anderen aanvragen KOT opstelde, contracten gastouderbureau en jaaroverzichten gastouderopvang heeft opgemaakt en deze geschriften heeft ingediend bij de Belastingdienst.
Vanuit de controle van de Belastingdienst is onderzoek verricht naar bankrekeningen welke onder verdachte geschaard kunnen worden. Bij de bankrekeningen van gastouderbureau bedrijf 1 was te zien dat er bedragen Kinderopvangtoeslag van Belastingdienst/Toeslagen werden overgemaakt naar gastouderbureau bedrijf 1 voor meerdere vraagouders. Daarnaast was te zien op de bankrekening van gastouderbureau bedrijf 1 dat bedragen "Oppasvergoeding" overgemaakt werden naar verschillende gastouders.
In de regel heeft een gastouderbureau een kassiersfunctie. Een gastouderbureau bemiddelt de opvang tussen de vraagouders en de gastouders. Een gastouderbureau houdt de genoten opvanguren bij aan de hand van een urenregistratie die wordt opgesteld door de vraag- en gastouder. Vervolgens wordt aan de hand van het aantal opvanguren een factuur uitgedaan naar de vraagouder waarop de bureaukosten van het gastouderbureau worden berekend en het aantal opvanguren. De vraagouder betaalt deze factuur voor een gedeelte met de KOT en een ander gedeelte is de eigen bijdrage. Het gastouderbureau betaalt de gastouder uit aan de hand van het aantal opvanguren.
In het totaal is een bedrag van € 1.154.963,09 ontvangen door gastouderbureau bedrijf 1 voor diverse vraagouders. Van dit bedrag is ongeveer € 830.000,00 overgemaakt naar de gastouders.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de financiële administratie van het gastouderbureau bedrijf 1. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de aanvragen KOT invulde aan de hand van de gegevens die hij kreeg van de vraagouders en dat hij die uren in hun bijzijn invulde en opstuurde naar de Belastingdienst.Verdachte heeft voorts verklaard dat hij bij gebrek aan urenregistratieformulieren zich baseerde op de in de contracten vermelde uren, in combinatie met zijn inschatting uit het blote hoofd met betrekking tot eventuele afwijkingen ten aanzien van de contracturen.
Echter, nog afgezien van het feit dat verdachte met deze werkwijze niet anders dan bewust moet worden geacht te hebben aanvaard dat hij aldus door te handelen zoals hij deed tot een onjuiste vaststelling van de daadwerkelijke opvanguren zou komen, betrekt de rechtbank in haar oordeel voorts het volgende: Uit de getuigenverhoren die zich in het dossier bevinden komt naar voren dat:
- alle vraagouders (9), op één na, DigiD en wachtwoorden hebben afgegeven aan verdachte;
- de aanvragen en wijzigingen KOT zijn ingevuld en ingediend door verdachte;
- de opvanguren op de jaaroverzichten te hoog zijn;
- er nauwelijks of geen verplichte eigen bijdrage is betaald door de vraagouders;
- in een aantal gevallen de gekoppelde vraagouder en gastouder elkaar niet kennen;
- er nauwelijks of geen urenregistraties en urenlijsten werden bijgehouden.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling bewust onjuiste, valse, gegevens in deze aanvragen heeft ingevuld waardoor de Belastingdienst geheel of gedeeltelijk ten onrechte KOT heeft verleend en uitbetaald.
Feit 2: valsheid in geschrift
Uit de WKO vloeit voort dat aan het einde van het jaar er jaaroverzichten kinderopvang moeten worden verstrekt aan de vraagouders. Om het werkelijke aantal opvanguren vast te stellen is er een urenregistratie nodig. Op urenstaten vullen gast- en vraagouder de daadwerkelijk opgevangen uren in, ze ondertekenen deze beide. Deze jaaroverzichten moeten vervolgens aan Belastingdienst/Toeslagen worden verstrekt om vast te kunnen stellen wat het definitieve bedrag aan KOT was over het betreffende jaar.
Op basis van de gegevens op de jaaroverzichten van gastouderbureau bedrijf 1 is te zien welke vraagouders en gastouders aan elkaar gekoppeld zijn.
De uren die op de jaaroverzichten staan vermeld komen bijna allemaal exact overeen met de uren op de KOT aanvragen die verdachte eerder heeft opgesteld. Uit de jaaroverzichten blijkt dat een groot deel van de vraagouders 2400 uren opvang per jaar of 200 uren per maand afneemt.
Een groot deel van de vraag- en gastouders geeft aan dat ze van verdachte geen urenstaten hoefden bij te houden en dat er minder opvanguren zijn geweest dan de uren die op de jaaroverzichten staan.
Drie gastouders hebben verklaard helemaal geen werkzaamheden als gastouder te hebben verricht in een bepaalde periode.
Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de FIOD en ter zitting verklaard dat er bijna geen urenregistraties aanwezig waren omdat de gastouders deze vergaten in te sturen en dat hij daarom de jaaroverzichten opstelde aan de hand van de eerder opgestelde KOT aanvragen. Hij heeft daarbij aangegeven dat de daadwerkelijke opvanguren meestal overeen kwamen met de contracturen.
De rechtbank acht deze stelling niet aannemelijk omdat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de opvanguren ondanks ziekte, zwangerschapsverlof, schoolvakanties, en vakantie van de gast- en vraagouder, nagenoeg geheel conform de contracten konden plaatsvonden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk onjuiste gegevens in deze geschriften heeft ingevuld nu het aantal uren gastouderopvang niet met het werkelijke aantal verleende uren overeenkomt. Dit heeft structureel plaatsgevonden, waarbij verdachte de jaaropgaven en urenregistratieformulieren bewust niet heeft gefundeerd op enige deugdelijke registratie van daadwerkelijk plaatsgevonden opvang. Desondanks heeft verdachte deze gegevens ten grondslag gelegd ter verantwoording van de door hem aangevraagde KOT bij de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft vervolgens geheel of gedeeltelijk ten onrechte KOT verleend, uitbetaald en in stand gehouden.
Het onder feit 2 tenlastegelegde valsheid in geschrifte is naar het oordeel van de rechtbank dan ook dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: gewoontewitwassen
De rechtbank merkt in dit verband allereerst op dat voor bewezenverklaring van (gewoonte) witwassen sprake moet zijn van gedragingen die meer omvatten dan het enkele voorhanden hebben van die gelden en die gericht zijn op of het karakter hebben van een daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die gelden.
Verdachte heeft zijn inkomsten verkregen uit verschillende bronnen te weten; uitkeringen KOT, diverse contante teruggaven van de gastouders en inkomsten uit zijn overige bedrijven.
Aan de hand van de bankrekeningen van verdachte, echtgenote verdachte, zijn echtgenote,
bedrijf 1 en bedrijf 2 komt naar voren dat bedragen (in totaal € 228,882) werden overgeboekt naar Turkije. Er werden bedragen overgeboekt vanaf de rekeningen van voornoemde B.V.’s naar bankrekeningen van verdachte en zijn vrouw. Daarnaast werden bedragen overgeboekt naar, wat later bleek, familieleden van zijn vrouw echtgenote verdachte.
Uit de verklaringen van verdachte, welke hij heeft herhaald ter zitting, komt naar voren dat er panden zijn aangekocht in Turkije. Volgens verdachte gaat het om twee bedrijfspanden en vier woningen. Daarnaast heeft verdachte een huis laten bouwen in het dorp plaats 1 in Turkije. Verdachte heeft voorts verklaard dat alle panden op naam van zijn vrouw staan, echtgenote verdachte.
Verdachte heeft verder verklaard dat zijn echtgenote verdachte een spaarrekening heeft bij de bank 1 in Turkije met een saldo van ruim € 186.677.
Vanuit de bankrekeningen komt naar voren dat contante opnamen zijn gedaan in Turkije over een periode van 13 juli 2009 tot en met 27 oktober 2014. In het totaal is een bedrag van € 113.133,91 contant opgenomen over deze periode in Turkije.
Gezien het feit dat vanaf 2008 tot en met 2014 een groot aantal contante opnamen in en overboekingen naar Turkije plaatsvinden en aldaar diverse onroerend goederen zijn aangeschaft, is door deze vermenging de omvang van uit misdrijf verkregen gelden niet vast te stellen.
Doorstelselmatig te handelen als hiervoor omschreven heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een gewoonte gemaakt van het overdragen en omzetten van aanzienlijke geldbedragen, die afkomstig waren uit de door hem gepleegde strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van verbergen en/of verhullen van de geldbedragen als bedoeld in art. 420ter Sr juncto art. 420bis lid 1 Sr.
Feit 4: Onjuist doen van aangiften inkomstenbelasting
De Belastingdienst heeft over 2008-2012 aangiften inkomstenbelasting van verdachte ontvangen. Deze zijn in de periode 28 februari 2009 tot en met 6 maart 2013 bij de belastingdienst ingediend.
De Belastingdienst heeft berekend dat verdachte over 2008 en 2009 onvoldoende inkomsten, dan wel winst uit onderneming heeft aangegeven in box 1.
Verdachte is met ingang van 2010 directeur grootaandeelhouder van bedrijf 2 en bedrijf 2 is op haar beurt weer enig aandeelhouder van bedrijf 1 Daarnaast had verdachte een eigen administratiekantoor genaamd bedrijf 3 en heeft hij een bedrijf dat zich bezighoudt met de tuning van auto’s genaamd bedrijf 4.
Op grond van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 dient verdachte een gebruikelijk loon te genieten welke voldoet aan de eisen die artikel 12 a van deze wet.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zijn eigen aangifte inkomstenbelasting van 2008 tot en met 2012 heeft ingediend bij de Belastingdienst. Hij heeft tevens verklaard dat hij zijn zakelijke inkomsten niet heeft aangegeven in zijn aangiften inkomstenbelasting 2008 tot en met 2012. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij alle verworven panden, die hierboven staan vermeld en de gelden die op de Turkse bankrekeningen niet heeft meegenomen bij zijn aangiftes inkomstenbelasting. Tot slot heeft verdachte een stuk grond geërfd in Turkije. Volgens verdachte gaat het om een stuk grond van 60.000 m2. Ook dit is niet meegenomen bij de berekening van zijn inkomsten.
Het verweer van verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij geld vanuit zijn B.V.’s hier te lande mocht overboeken naar Turkije zonder daarover belasting te betalen aan de Nederlandse Staat en bovendien simpelweg is vergeten zijn overige vermogensbestanddelen aldaar op te geven aan de Belastingdienst, zal de rechtbank passeren gelet op de bewezenverklaringen van de feiten onder 1 (oplichting), 2 (valsheid in geschrift) en 3 (gewoontewitwassen). Tegen die achtergrond – dat wil zeggen mede uit die bewezenverklaarde gedragingen – leidt de rechtbank het opzet af van verdachte tot het doen van onjuiste aangiften zoals ten laste gelegd onder vier.
De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte opzettelijk onjuiste aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan bij de Belastingdienst.
Bewezenverklaring
- Feit 1: Oplichting, meermalen gepleegd en medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
- Feit 2: Opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik; en
- het misdrijf: Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift aflevert of voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik;
- Feit 3: Medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
- Feit 4: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Lees hier de volledige uitspraak.
Lees hier de volledige uitspraak.