Verdachte heeft zich als bestuurder van een rechtspersoon schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk door na te laten de curator van de benodigde gegevens en informatie te voorzien

Rechtbank Overijssel 26 april 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1479 Verdachte heeft zich als bestuurder van een rechtspersoon schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk door na te laten de curator van de benodigde gegevens en informatie te voorzien en door, ten nadele van de schuldeisers van de bedrijf 3, goederen en/of geld, bestemd voor saneringsdoeleinden van deze vennootschap, aan de boedel te onttrekken. Daarvan is een deel in de privésfeer van verdachte gebracht en een deel aangewend om, zonder een daartoe bestaande verplichting, schulden te voldoen van andere schuldeisers dan die van de bedrijf 3. Door toedoen van verdachte werd de curator niet in staat gesteld enig inzicht te krijgen in de financiële gang van zaken binnen de gefailleerde ondernemingen van verdachte en werd het de curator onmogelijk gemaakt het faillissement naar behoren af te wikkelen.

Verdachte is als ervaren ondernemer in het verleden meermalen bij faillissementen betrokken geweest en was dus bekend met de op hem rustende verplichtingen aangaande een faillissement. Daar komt bij dat hij nauwelijks inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. Ter zitting heeft verdachte zich gepresenteerd als een ondernemer die de administratie goed op orde had, de curator van voldoende informatie heeft voorzien en voornamelijk goede bedoelingen had met de uit de boedel onttrokken goederen en geldbedragen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee zijn kwalijke rol in het gebeuren volledig miskent en een externaliserende houding aanneemt met betrekking tot hem onder feit en 1 en feit 2 genoemde verplichtingen.

Met betrekking tot de aan verdachte op te leggen straf is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf en een taakstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, niet in verhouding staat tot de ernst en omvang van de door verdachte gepleegde feiten. De hoogte van het benadelingsbedrag bedraagt in totaal ruim € 550.000.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, niet voldoen aan de op hem rustende verplichting ten opzichte van het ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 5, eerste lid, van de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen in samenhang met artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in die artikelen bedoeld;
  • Feit 2: als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard en die wettelijk is opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige reden opzettelijk wegblijven, hetzij weigeren de vereiste inlichtingen te geven;
  • Feit 3: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, enig goed niet verantwoorden en aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en ontzet veroordeelde van de uitoefening van het beroep van feitelijk bestuurder van een rechtspersoon voor de duur van twee jaren.

De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS),vermelden bij een benadelingsbedrag van € 250.000 tot € 500.000, een gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden onvoorwaardelijk. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ter terechtzitting geen, dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan in belangrijke mate van genoemde oriëntatiepunten zou moeten worden afgeweken. Aldus is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een straf dient te worden opgelegd die hoger is dan door de officier van justitie gevorderd. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank van een onredelijke termijnoverschrijding geen sprake is en de zaak met de nodige voortvarendheid is afgedaan, zal de rechtbank ten voordele van verdachte rekening houden met het tijdsverloop tussen het moment waarop bedrijf 3 failliet is verklaard en de uiteindelijke inhoudelijke behandeling van de zaak ter terechtzitting.

Verder zal de rechtbank de duur van de straf enigszins matigen nu verdachte niet eerder ter zake feiten als de onderhavige is veroordeeld.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^