Verdachten dienden bij Belastingdienst formulieren in met verzoek wijzigen bankrekeningnummers. Toewijzing vordering benadeelde partij (Belastingdienst).

Rechtbank Overijssel 6 april 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:1435

Verdachte, en zijn mededaders, hebben de Belastingdienst voor € 753.986,00 opgelicht.

Zij dienden bij de Belastingdienst formulieren in met daarin het verzoek om de bankrekeningnummers van grote, in Nederland gevestigde, ondernemingen, zoals bedrijf 1 en bedrijf 13, te wijzigen. Vervolgens ging de Belastingdienst over tot wijziging van de bankrekeningnummers en stortte zij bedragen, tot een totaalbedrag van € 753.986,00, op de gewijzigde bankrekeningnummers, welke bankrekeningnummers in werkelijkheid niet toebehoorden aan die grote ondernemingen, maar aan bedrijf 7, bedrijf 8, bedrijf 14 en bedrijf 15 . Verdachte is, al dan niet indirect, enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschappen. Het overgrote deel van het gestorte geld werd korte tijd na de storting doorgeboekt naar de rekening van een Turkse vennootschap, waarvan een mededader (mede-)oprichter en bestuurder was.

Verdachte heeft zich naast deze oplichting, met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan vele pogingen tot oplichting van de Belastingdienst. Dat de Belastingdienst niet opnieuw overging tot de verzochte wijziging van bankrekeningnummers en storting van geld is mede te danken aan de Triodos Bank. Zij deed bij de Belastingdienst melding van betaling op een opvallend bankrekeningnummer, waarna de Belastingdienst de fraude ontdekte.

Tot slot heeft verdachte als medepleger valsheid in geschrift gepleegd, door van die grote ondernemingen uittreksels van de Kamer van Koophandel op te (laten) vragen. Deze uittreksels werden vervolgens, om de kans op een succesvolle oplichting van de Belastingdienst te vergroten, samen met de vervalste formulieren bij de Belastingdienst ingediend.

Bewezenverklaring

  • Feit 1, primair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

  • feit 2, primair: medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;

  • feit 3, primair: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Stafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;

Strafoplegging

  • gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden

Vordering benadeelde partij

De Ontvanger van de Belastingdienst heeft zich, door middel van zijn raadsman mr. E.E. Schipper, advocaat in Amsterdam, als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De Ontvanger heeft aan materiële schade een bedrag van € 397.533,00 gevorderd. Dit bedrag is door de Belastingdienst onverschuldigd betaald aan de op de formulieren genoemde ondernemingen, terwijl die ondernemingen nadien geen verhaal meer boden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hij heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat verdachte en medeverdachte beiden aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Om die reden heeft hij gevorderd dat verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot vergoeding van het gehele schadebedrag.

Subsidiair, dus in het geval de Ontvanger (deels) niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd, met oplegging van 365 dagen vervangende hechtenis.

Het oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzittingen, komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de Ontvanger. De gevorderde schade is voldoende onderbouwd, terwijl door of namens verdachte (de hoogte van) deze schade niet is betwist. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 397.533,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2016.

Voor wat betreft de gevorderde hoofdelijkheid overweegt de rechtbank dat verdachte het onder 1 primair bewezenverklaarde, ter zake waarvan schadevergoeding wordt toegekend met mededaders, onder wie medeverdachte, mede heeft gepleegd. Nu de rechtbank medeverdachte heeft veroordeeld tot betaling aan de Ontvanger van een bedrag van € 172.329,00, zijn zij tot dit bedrag ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover medeverdachte de Ontvanger (een deel van) € 172.329,00 betaalt, is verdachte in zoverre jegens de Ontvanger van deze betalingsverplichting bevrijd.

De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel, als bedoeld in artikel 36f Sr, niet opleggen, omdat de benadeelde partij gezien haar hoedanigheid in staat moet worden geacht zelf de nodige maatregelen ter incasso van het gevorderde bedrag te nemen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^