Verduistering door Financial en Operations Manager
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 juli 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6174
Verdachte heeft bekend dat hij in de periode van 8 mei 2013 tot en met 18 juni 2013 €65.849,14, afkomstig van bedrijf heeft gestort op de rekening van de voetbalvereniging naam voetbalvereniging. Dit geld behoorde verdachte noch naam voetbalvereniging toe. In de periode van 10 januari 2012 tot en met 8 oktober 2013 heeft verdachte gelden van de rekening van naam voetbalvereniging opgenomen en zich toegeëigend.
Door de raadsman is betoogd dat het geld dat door de verdachte op de rekening van naam voetbalvereniging is gestort was bedoeld als lening aan naam voetbalvereniging ter overbrugging van liquiditeitsproblemen van naam voetbalvereniging, welke bedragen weer teruggestort zouden worden op het moment dat er bij naam voetbalvereniging sponsorgelden binnen kwamen.
Het hof verwerpt dit verweer.
Het door verdachte gestorte geld op de rekening van naam voetbalvereniging was afkomstig van bedrijf. Deze firma was niet op de hoogte van de storting van de gelden en had hier dus ook op geen enkele manier mee ingestemd. Ook het bestuur van naam voetbalvereniging, met uitzondering van verdachte, was niet op de hoogte van de storting van de gelden, laat staan van de lening. Daarnaast is het verweer van de raadsman in tegenspraak met zijn later in het pleidooi, en hieronder onder a) weergegeven verweer dat verdachte de rekening van naam voetbalvereniging slechts gebruikte om de verduisterde bedragen van bedrijf te ‘parkeren’.
Gelet op het bovenstaande wijst het hof het horen van de getuigen getuige 1 en getuige 2, zoals door de raadsman voorwaardelijk is verzocht, af nu het horen van deze getuigen in redelijkheid niet van belang kunnen zijn voor enige in deze strafzaak te nemen beslissing. Door het niet horen van de getuigen is de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Door de raadsman is naar voren gebracht dat verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat verdachte:
- opzet had op wederrechtelijke toe-eigening van de bedragen die door verdachte op de rekening van naam voetbalvereniging zijn gestort. De raadsman stelt hiertoe dat door verdachte de rekening van naam voetbalvereniging slechts is gebruikt om de gelden afkomstig van bedrijf te parkeren.
- het geld dat hij van de rekening van naam voetbalvereniging heeft opgenomen door misdrijf onder zich had, zodat niet bewezen kan worden dat dit geld anders dan door misdrijf is verkregen. De raadsman stelt hiertoe dat het geld dat door verdachte op de rekening van naam voetbalvereniging is gestort door misdrijf (verduistering van bedrijf) is verkregen en verdachte het geld in zijn hoedanigheid van penningmeester van naam voetbalvereniging dus niet ‘anders dan door misdrijf’ onder zich had.
Het hof verwerpt verweren als genoemd onder a) en b).
Verdachte heeft het verduisterde geld van bedrijf, zonder dat het op één of ander wijze is geoormerkt, gestort op de rekening van naam voetbalvereniging. Door deze storting heeft er vermenging plaats gevonden met de al op de die rekening aanwezige gelden. Vanaf dat moment was het naam voetbalvereniging die de beschikkingsmacht had over het geld op de rekening en niet meer verdachte. Dat verdachte penningmeester was van naam voetbalvereniging maakt dit niet anders.
Vervolgens heeft verdachte gelden van deze rekening kunnen overboeken naar zijn eigen privérekening omdat hij als penningmeester van naam voetbalvereniging daartoe de mogelijkheid had. Niet is gebleken dat verdachte op de één of andere wijze door naam voetbalvereniging gerechtigd was om deze gelden aan de rekening van naam voetbalvereniging te onttrekken ten behoeve van zichzelf.
Verdachte heeft door zo te handelen opzettelijk gelden die een derde toebehoorden zich wederrechtelijk toegeëigend en omdat verdachte door zijn functie als penningmeester daartoe de mogelijkheid had, heeft verdachte deze gelden die verdachte niet toebehoorden, anders dan door misdrijf verkregen.
Gelet op het bovenstaande wijst het hof het door de raadsman voorwaardelijke gedane verzoek om overlegging te bevelen van de boekhouding van naam voetbalvereniging, althans van alle opeenvolgende bankafschriften van naam voetbalvereniging uit de tenlastegelegde periode af, nu het hof de noodzaak van inwilliging van het verzoek niet is gebleken.
Nu verdachte zijn werkzaamheden als vrijwilliger verrichtte en niet (als werknemer) in dienst was van de vereniging, acht het hof niet bewezen dat er bij het penningmeesterschap van de verdachte sprake was van een persoonlijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Feit 1: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Feit 2: verduistering, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.