Verhoging OM geschat bedrag bij conclusie geen schending vertrouwensbeginsel
/
Hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem op de vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ingevolge art. 36e Sr.
De advocaat-generaal stelt zich in hoger beroep op standpunt dat het aan de veroordeelde toe te rekenen voordeel dient te worden geschat op € 132.169,05, nu uit de opgave van het totale schadebedrag door Equens Nederland kan worden afgeleid dat de opbrengst uit het skimmen van bankpassen door de onderhavige criminele organisatie € 1.850.366,68 bedraagt. Het aantal deelgerechtigen in de buit kan worden geschat op veertien, waardoor kan worden uitgegaan van een pondsgewijze toerekening.
De verdediging heeft primair de (partiële) niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit wegens schending van het vertrouwensbeginsel, nu de A-G pas bij zijn conclusie blijkt geeft van een ommezwaai en het voordeel wordt geschat op € 132.169,05. Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat veroordeelde een deel van het geskimde geld heeft ontvangen en uit het dossier evenmin daarvan blijkt.
Met betrekking tot de gestelde schending van het vertrouwensbeginsel geldt het volgende. Voor zover het openbaar ministerie door zijn eerder ingenomen standpunt al verwachtingen heeft gewekt, kan de schending daarvan niet tot niet-ontvankelijkheid leiden. Daargelaten dat het het openbaar ministerie vrijstaat zelfs tot op de terechtzitting de vordering aan te passen binnen de kaders van het onderliggende dossier, dat bij de veroordeelde en haar raadsvrouw bekend moet worden geacht, is de veroordeelde door de verandering van het standpunt niet in haar belangen geschaad, nu het hof, zoals gezegd, niet aan het door het openbaar ministerie ter zake ingenomen standpunt is gebonden, terwijl het gewijzigde standpunt van het openbaar ministerie overigens tijdig voor de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaak en ruim voor haar uitzetting aan de veroordeelde is medegedeeld, zodat er vanuit moet worden gegaan dat er voldoende tijd is geweest voor overleg met de raadsvrouw.